-
1 voltiger
-
2 flotter
flotter [flottee]2 zweven3 heen en weer gaan ⇒ wapperen, fladderen, dwarrelen, schommelen (tussen)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 regenenv1) drijven, dobberen2) zweven3) wapperen5) vlotten [hout]6) regenen -
3 tourbillonner
-
4 tournoyer
tournoyer [toernwaajee]〈 werkwoord〉1 (rond)draaien ⇒ dwarrelen, cirkelen 〈 van vogels, vliegtuigen〉 ⇒ kringelen 〈 van rook〉 ⇒ slingeren (door) 〈 van pad〉v1) ronddraaien, cirkelen2) slingeren (door) [pad] -
5 poudroyer
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский