Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

duchtig

Толкование Перевод

1 like a ton of bricks

duchtig (tekeergaan)

English-Dutch dictionary > like a ton of bricks
2 изрядно

adv
gener. duchtig

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > изрядно
3 изрядный

adj
gener. duchtig

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > изрядный
4 как следует

1. conj.
gener. netjes, fijntjes, terdege
2. part.
gener. danig, duchtig, naar behoren, naar de aard, terdeeg

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > как следует
5 крепкий

adj
gener. diep (о сне), ferm, flink, fors, hartig (о напитках), koppig, scherp (о табаке, горчице), sterk, stoer, vast, zwaar (о вине, сигарах), hecht, kloek, kras, degelijk, duchtig, duurzaam, fiks, geducht, gehard, gespierd, gezond, goedgebouwd, hard, kernachtig, krachtig, krachtig (о вине), krachtig van bouw, pezig, potig, robuust, solide, solied, stevig, struis, valide

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > крепкий
6 порядочно

adv
gener. aardigjes, behoorlijk, ongemakkelijk, duchtig, danig, nogal

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > порядочно
7 порядочный

adj
gener. aardig, behoorlijk, draaglijk, ferm, geregeld, knap (о величине), net, oppassend, schappelijk, braaf, duchtig, eerbaar, eerzaam, gevoeglijk, gezegend, ordentelijk, rechtschapen, redelijk, slodderig, slordig, tamelijk, toonbaar

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > порядочный
8 солидный

adj
gener. flink, solide, solied, duchtig, degelijk, hecht, kloek, lijvig, massief, stevig

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > солидный
9 (come down) like a ton of bricks

(come down) like a ton of bricks

duchtig (tekeergaan)

English-Dutch dictionary > (come down) like a ton of bricks
10 hole

n. gat; hol
--------
v. gaten maken

hole¹

[ hool] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 gat 〈 ook natuurkunde〉 ⇒ holte, kuil

2 gat ⇒ opening, bres, gaping; 〈 figuurlijk〉 zwak punt

3 hol 〈 van dier〉 ⇒ leger

4 hok ⇒ krot; 〈 Amerikaans-Engels〉 isoleercel

5 penibele situatie

6 kuiltje 〈 bij balspelen〉 ⇒ knikkerpotje; 〈 biljart〉 zak

7 〈 golf〉 hole

♦voorbeelden:

1   〈 slang〉 I need it like a hole in the head • ik kan het missen als kiespijn

2   make a hole in • een gat/bres slaan in; 〈 figuurlijk〉 duchtig aanspreken

     〈 figuurlijk〉 pick holes in • ondergraven 〈 bijvoorbeeld argument〉

5   in a hole • in het nauw, in de knel

→ square square/

————————

hole²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉 → hole up hole up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 een gat/opening maken in ⇒ doorboren

2 in een gat plaatsen/slaan 〈 bijvoorbeeld bal〉

English-Dutch dictionary > hole
11 like a pile of bricks

like a pile of bricks

dat het een aard heeft, duchtig

English-Dutch dictionary > like a pile of bricks
12 make a hole in

make a hole in

een gat/bres slaan in; 〈 figuurlijk〉 duchtig aanspreken

English-Dutch dictionary > make a hole in
13 pile

n. hoop; veel; verzameling gebouwen bij elkaar; batterij; stapel; aambei
--------
v. opstapelen; ophopen

pile¹

[ pajl]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 (hei)paal ⇒ staak, pijler

2 stapel ⇒ hoop

3 〈vaak enkelvoud; informeel〉hoop/berg geld ⇒ fortuin

4 hoog/groot gebouw(encomplex) ⇒ blok gebouwen

5 〈 voornamelijk meervoud〉 aambei

6 〈 elektriciteit〉 zuil (van Volta) ⇒ batterij, element

7 (kern)reactor

♦voorbeelden:

2   piles of books • stapels boeken

3   he has made his pile • hij is binnen

7   atomic pile • kernreactor

¶ 〈 informeel〉 like a pile of bricks • dat het een aard heeft, duchtig

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 dons ⇒ wol, vacht

2 pool 〈 op fluweel, tapijt〉 ⇒ pluis, nop

————————

pile²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zich ophopen/opstapelen ⇒ samentroepen/stromen

♦voorbeelden:

1   pile in • binnenstromen/drommen

     pile up • zich opstapelen

     they piled into the car • ze persten zich in de auto

¶ pile up • op elkaar inrijden 〈 van auto's〉

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 stapelen ⇒ opstapelen, beladen, vullen

♦voorbeelden:

1   pile the luggage in • de bagage opladen

     pile the pressure on • de druk verhogen

     pile wood on(to) the fire • hout op het vuur gooien

     pile on/up something • iets opstapelen

¶ 〈 informeel〉 pile it on (thick) • overdrijven

     pile up a car • een auto in de vernieling rijden

English-Dutch dictionary > pile
14 slate

n. lei (gesteente); lei, schrijfbordje; daklei
--------
v. met leien bedekken; duchtig op zijn kop geven, afmaken

slate¹

[ sleet] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 lei 〈 gesteente〉

2 lei ⇒ schrijfbordje

3 daklei

4 〈 Amerikaans-Engels〉 kandidatenlijst

5 kerfstok

♦voorbeelden:

5 〈 informeel〉 put it on the slate! • schrijf het maar op (de lat)!

¶ clean the slate • oude zaken afdoen en opnieuw beginnen

→ clean clean/

————————

slate²

〈 werkwoord〉

1 met lei dekken

2 〈 Amerikaans-Engels〉 beleggen 〈 bijvoorbeeld vergadering〉 ⇒ vaststellen

3 〈Brits-Engels; informeel〉 scherp bekritiseren

4 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 (als kandidaat) voordragen ⇒ voorstellen

English-Dutch dictionary > slate
15 the wind blew with a vengeance

the wind blew with a vengeance

de wind waaide er duchtig op los

English-Dutch dictionary > the wind blew with a vengeance
16 ton

n. ton (gewichtseenheid, 1000 kilo)

ton

, 〈in betekenis 1 ook〉 tonne [ tun] 〈meervoud: ook ton〉

1 ton 〈 gewicht〉

2 tonnage

3 〈meestal meervoud; informeel〉 grote hoeveelheid

4 〈Brits-Engels; slang〉honderd (pond/mijl per uur)

♦voorbeelden:

1   gross ton • Engels ton

     〈 figuurlijk〉 it weighs (half) a ton • het weegt een ton

4   do the ton • honderd mijl per uur rijden

¶ (come down) like a ton of bricks • duchtig (tekeergaan)

→ long long/

English-Dutch dictionary > ton
17 vengeance

n. wraak

vengeance

[ vendzjəns]

1 wraak

♦voorbeelden:

1 take vengeance (up)on someone • zich op iemand wreken

¶ the wind blew with a vengeance • de wind waaide er duchtig op los

work with a vengeance • werken dat de stukken eraf vliegen

English-Dutch dictionary > vengeance
18 hård

1) duchtig

2) hard

3) streng

4) bar

5) straf

6) achtersteven

7) spiegel

Kompakt Svensk-Nederländska ordbok > hård
19 kännbar

1) duchtig

2) straf

3) hard

4) bar

5) streng

Kompakt Svensk-Nederländska ordbok > kännbar
20 Krach

Krach

〈m.; Krach(e)s, Krache of Krachs〉

1 lawaai, rumoer

2 dreun, smak, slag ⇒ gedonder, gekraak

3 〈 meervoud informeel Krächen, schertsend Kräche〉 ruzie ⇒ heibel

4 〈 informeel〉 krach ⇒ (economische) ineenstorting

5 〈 informeel〉(gewapende, militaire) botsing ⇒ militair conflict

♦voorbeelden:

2    unter lautem Krach zusammenprallen • met een luide klap op elkaar botsen

3    mit jemandem Krach bekommen • met iemand ruzie krijgen

Krach machen, schlagen • (a) herrie schoppen, hevige ruzie, spektakel maken; (b) duchtig opspelen

4    die Firma stand vor dem Krach • de firma stond voor het bankroet

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Krach

Страницы

См. также в других словарях:

tüchtig — düchtig … Kölsch Dialekt Lexikon
Katze — 1. A Kât luckat efter a Könnang. (Nordfries.) – Johansen, 57. Eine Katze lugt, sieht nach einem Könige. 2. Ain katz vnd ain muz, zwen han in aim huz, ain alt man vnd ain iung wib belibent selten an kib. – Reinmar d.A., 1200. 3. Alle (alte) Katten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Flotte des Indes — Pour les articles homonymes, voir Flotte (homonymie). Séville au XVIe siècle. La Flotte des Indes (Flota de Indias en espagnol) était une flotte organisée en convoi par l … Wikipédia en Français
Georg Anton Urlaub — (* 20. Juni 1713 in Thüngersheim; † 20. Februar 1759 in Würzburg) war ein fränkischer Maler des Barock. Inhaltsverzeichnis 1 Kindheit und Jugend 2 Ausbildung und Anstellungen … Deutsch Wikipedia
Bart — In zahlreichen Redensarten spielt der Bart eine Rolle, sei es, daß er pars pro toto für den ganzen Mann steht, sei es als Zeichen der Manneswürde bei Beteuerung und Schwur, in Beziehung zum Sprechen und Essen, als empfindliche Stelle beim… … Das Wörterbuch der Idiome
tüchtig — Adj std. (11. Jh.), mhd. tühtec, tühtic, mndd. duchtich, mndl. duchtich Stammwort. Ae. dyhtig. Zu mhd. tuht, duht, mndd. ducht, ti Abstraktum zu taugen, also etwa tauglich, erprobt . Abstraktum: Tüchtigkeit. Ebenso nndl. duchtig, ne. doughty;… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
tüchtig — »fähig, wertvoll; viel«: Das Adjektiv mhd. tühtic ist eine Bildung zu dem im Nhd. untergegangenen Substantiv mhd., ahd. tuht »Tüchtigkeit, Tapferkeit, Gewalt«, das zu der unter ↑ taugen behandelten Wortgruppe gehört. Dt. tüchtig entsprechen… … Das Herkunftswörterbuch
Tüchtigkeit — tüchtig »fähig, wertvoll; viel«: Das Adjektiv mhd. tühtic ist eine Bildung zu dem im Nhd. untergegangenen Substantiv mhd., ahd. tuht »Tüchtigkeit, Tapferkeit, Gewalt«, das zu der unter ↑ taugen behandelten Wortgruppe gehört. Dt. tüchtig… … Das Herkunftswörterbuch
Bauch — 1. Als de Bûk vull is, so is dat Höwet frölik. 2. Am Bauch gross, hinten bloss. – Fischart, Gesch. 3. An annrer Bauch, an annrer Brauch. (Franken.) – Frommann, VI, 164. Auf schwangere Frauenspersonen angewandt. 4. As de Buyk opgaet, brickt dat… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mache — *1. Da s lange in r Make wes n. – Eichwald, 1258. *2. Etwas in der Mache behalten. Holl.: Dat zal wel altijd in de maak blijven. (Harrebomée, II, 46.) *3. Etwas in der Mache haben (oder: in die Mache kriegen, nehmen). Was hast du in der Mache?… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

duchtig

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

duchtig

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: