-
1 amortir
amortir [aamortier]1 temperen ⇒ dempen, breken♦voorbeelden:1 verflauwen ⇒ zwakker, getemperd worden1. v1) breken [schok, val]2) dempen [geluid, licht]3) delgen, aflossen [schuld]4) afschrijven [gebouw, machine]5) stoppen [bal]2. s'amortirvzwakker/getemperd worden -
2 amorti
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский