-
1 nadeel
• disadvantage -
2 nadeel
♦voorbeelden:1 de voor- en nadelen afwegen • weigh the advantages and disadvantages/the pros and conszo zijn voor- en nadelen hebben • have its pros and consnadeel van iets ondervinden • be the worse for somethingal het bewijsmateriaal spreekt in hun nadeel • all the evidence is against themer zijn ook nadelen aan verbonden • there are also snags attached to itin het nadeel zijn • be at a disadvantagede beslissing viel in hun nadeel uit • the decision went against themik zal niets ten nadele van hem zeggen • I won't say anything against himten nadele van • to the detriment of -
3 achterstellen
v. disadvantage, subordinate; postpone, defer -
4 achterstelling
n. disadvantage, subordination; postponement, deferment -
5 benadelen
v. impair, disadvantage, prejudice, injure -
6 handicap
n. handicap, disadvantage, hindrance; physical disability -
7 minpunt
n. disadvantage -
8 nadeel
adj. derogatory, derogative--------n. injury, hurt, damage, prejudice, detriment, loss, disadvantage, drawback, pullback, letdown, lesion, liability -
9 schaduwzijde
n. shade, disadvantage -
10 verlies
n. loss, bereavement, waste, deprivation, disadvantage, cost -
11 minpunt
• demerit• disadvantage• minus -
12 benadelen
♦voorbeelden:zich benadeeld voelen • feel badly done by -
13 in het nadeel zijn
in het nadeel zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in het nadeel zijn
-
14 in iemands voordeel/nadeel werken
in iemands voordeel/nadeel werkenwork to someone's advantage/disadvantageVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in iemands voordeel/nadeel werken
-
15 tegen
tegen1〈 het〉1 con(tra), disadvantage♦voorbeelden:de voors en tegens op een rij zetten/tegen elkaar afwegen • weigh the pros and consde argumenten voor en tegen • the arguments for and against————————tegen2〈 bijwoord〉1 [als uitdrukking van een vijandige verhouding of competitie] against2 [als uitdrukking van afkeer] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden:1 zijn stem tegen uitbrengen • vote against/noergens iets (op) tegen hebben • mind something, have something against something; 〈 sterker〉 be opposed/object to somethingiemand tegen krijgen/hebben • get/have someone against oneiedereen was tegen • everybody was against itergens tegen zijn • be against/opposed to somethinghij was fel tegen • he was dead set against itik kan daar niets tegen in brengen • I can't say anything against that————————tegen3〈 voorzetsel〉1 [in omgekeerde richting] against2 [gekeerd naar] (up) to, against4 [als aanduiding van een vijandige verhouding of competitie] against6 [met betrekking tot het einde van een beweging] (up) against7 [kort vóór] towards, by ⇒ come8 [in aanraking met] (up) against9 [in ruil voor] against, for, at, on10 [vergeleken met] to, (as) against♦voorbeelden:3 vriendelijk/lomp tegen iemand zijn • be friendly with/rude to someone4 daar heb ik niets op tegen • I don't mind that (at all), I have no objections (whatsoever)de schijn tegen zich hebben • have appearances against onedaar kun je niets op tegen hebben • you cannot object to thathebt u er iets (op) tegen? • do you have any objections?zij heeft iets tegen hem • she has a grudge against himheeft hij iets tegen jou? • has he got anything against you?daar is toch niets op tegen? • nothing wrong with that, is there?hij kan nergens tegen • he can't stand/take much (of anything)hij kan niet tegen vliegen • flying doesn't agree with himzo kan ik er weer even tegen • that'll keep me going for a whilehij kan wel tegen een stootje • he can take a bit of a jolteen wrok tegen iemand koesteren • bear someone a grudgeergens niet tegen kunnen • not be able to stand/take somethinger is niets tegen te doen • it can't be helpedzich tegen brand verzekeren • take out fire insurancezich tegen iets verzetten • oppose/resist something5 dat is tegen de wet • that is illegal/against the lawtegen Pasen • towards Eastertegen elf uur/tegen elven • towards/by eleven (o'clock)een man van tegen de zestig • a man of about sixty/going on for sixtytegen een muur opklimmen • climb a walleen lening tegen 7,5 % rente • a loan at 7.5 % interesthij is daar wekenlang geweest tegen ik maar een paar dagen • he was there for weeks, as opposed to the couple of days I was there -
16 werken
2 [een beroep uitoefenen; bezig zijn] work6 [schoonmaken] clean♦voorbeelden:iemand hard laten werken • work someone hardhard werken • work hardaan iets werken • work at/on somethinger wordt aan gewerkt • someone is working on itmet een computer/machine werken • 〈 ook〉 operate a computer/machinewerken op het land • work the soil/landvan werken ga je niet dood • hard work won't kill youwerken voor school/een examen • do one's schoolwork, study for an examdie man werkt voor drie • that man does the work of three (people)2 minder/meer uren gaan werken • work shorter/longer hoursaan zijn conditie werken • improve one's conditionhij werkt met twintig man personeel • he employs a staff of twenty3 hoe werkt dat ding? • how does that thing work?de nieuwe regeling werkt (goed) • the new procedure is functioning (well)dit apparaat werkt heel eenvoudig • this apparatus is simple to operatezo werkt dat niet • that's not the way it worksin iemands voordeel/nadeel werken • work to someone's advantage/disadvantagehout blijft altijd werken • wood keeps warpingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in een toestand brengen] 〈zie voorbeelden 1〉♦voorbeelden:zich kapot werken • work one's fingers to the bonezich dood werken • work oneself to deathzich omhoog werken • work one's way upeen ongewenst persoon eruit werken • get rid of an unwanted personnaar iets toe werken • work up to (doing) somethingiemand tegen de grond werken • lay someone low
См. также в других словарях:
disadvantage — n Disadvantage, detriment, handicap, drawback mean something which interferes with the success or well being of a person or thing. Disadvantage often implies an act, circumstance, or condition which threatens to affect or does actually affect a… … New Dictionary of Synonyms
Disadvantage — Dis ad*van tage (?; 48, 61), n. [Cf. F. d[ e]savantage.] 1. Deprivation of advantage; unfavorable or prejudicial quality, condition, circumstance, or the like; that which hinders success, or causes loss or injury. [1913 Webster] I was brought… … The Collaborative International Dictionary of English
disadvantage — [dis΄əd vant′ij] n. [ME disavauntage < OFr desavantage: see DIS & ADVANTAGE] 1. an unfavorable situation or circumstance; drawback; handicap 2. loss or injury, as to reputation or credit; detriment vt. disadvantaged, disadvantaging to act to… … English World dictionary
disadvantage — I noun adverse circumstance, adversity, block, blockade, blockage, burden, check, curb, damage, defect, deficiency, detainment, determent, deterrence, deterrent, detriment, difficulty, disability, disablement, discommodity, discouragement,… … Law dictionary
disadvantage — [n2] hurt, loss damage, deprivation, detriment, disservice, harm, injury, prejudice; concepts 230,309,679 Ant. advantage, benefit, blessing, gain, profit disadvantage(s) [n1] difficulty, trouble adverse circumstance, bar, blocking, burden, defect … New thesaurus
Disadvantage — Dis ad*van tage, v. t. [Cf. F. d[ e]savantager.] To injure the interest of; to be detrimental to. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
disadvantage — (n.) late 14c., disavauntage, from O.Fr. desavantage (13c.), from des (see DIS (Cf. dis )) + avantage (see ADVANTAGE (Cf. advantage)). The verb is attested from 1530s, from the noun … Etymology dictionary
disadvantage — ► NOUN ▪ an unfavourable circumstance or condition. ► VERB 1) put in an unfavourable position. 2) (disadvantaged) in socially or economically deprived circumstances. DERIVATIVES disadvantageous adjective … English terms dictionary
Disadvantage — Part of the series Policy Debate Organization Policy debate competitions Inter Collegiate policy debate Format Structure of policy debate · Resolution Constructive · Reb … Wikipedia
disadvantage — noun ADJECTIVE ▪ big, considerable, decided (esp. AmE), distinct, grave, great, huge, major, obvious, real, serious … Collocations dictionary
disadvantage — n. 1) to offset, outweigh a disadvantage 2) a decided disadvantage 3) a disadvantage for, to 4) a disadvantage to + inf. (it was a disadvantage not to have a car available = it was a disadvantage not having a car available) 5) at a disadvantage… … Combinatory dictionary