-
1 der Hund hat guten Appell
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Hund hat guten Appell
-
2 der Hund hatte sich selbstständig gemacht
de hond was ervandoor gegaan, had zich weten los te rukkenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Hund hatte sich selbstständig gemacht
-
3 der Hund hört auf den Namen …
der Hund hört auf den Namen …de hond luistert naar de naam …Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Hund hört auf den Namen …
-
4 der Hund legt die Ohren an
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Hund legt die Ohren an
-
5 der Hund stellt die Ohren
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Hund stellt die Ohren
-
6 da liegt der Hund begraben
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > da liegt der Hund begraben
-
7 Hund
〈m.; Hund(e)s, Hunde〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 mit etwas keinen Hund hinter dem Ofen hervorlocken können • voor iets geen enkele belangstelling weten te krijgenauf den Hund kommen • aan lagerwal raken -
8 einen Hund an der Leine führen
einen Hund an der Leine führenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > einen Hund an der Leine führen
-
9 da liegt der Knüppel beim Hunde
da liegt der Knüppel beim Hund(e)Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > da liegt der Knüppel beim Hunde
-
10 anlegen
anlegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)leggen ⇒ (aan)zetten, aanbrengen, aandoen5 beleggen, investeren♦voorbeelden:1 jemandem Fesseln, Ketten anlegen • iemand boeien, ketens aandoen(die) letzte Hand anlegen • de laatste hand leggen aander Hund legt die Ohren an • de hond legt de oren plat tegen zijn kopeine Leiter an die Scheune anlegen • een ladder tegen de schuur zetten〈 figuurlijk〉 strenge Maßstäbe an etwas, jemanden anlegen • strenge maatstaven voor iets, iemand aanleggen6 Geld für ein neues Auto anlegen • geld voor een nieuwe auto aanleggen, bestedenes darauf anlegen, jemanden zu kränken • het erop aanleggen, iemand te krenken8 Schmucksachen anlegen • sieraden aandoen, opspeldenden Hund anlegen • de hond aan de ketting leggen, vastleggen♦voorbeelden: -
11 stellen
stellen1 stellen, plaatsen, zetten ⇒ gelijkzetten; neerzetten; brengen; salariëren2 zorgen voor ⇒ leveren, ter beschikking stellen4 ensceneren, in scène zetten♦voorbeelden:1 einen Antrag stellen • een motie, verzoek(schrift) indienenjemandem eine Aufgabe stellen • iemand een taak stellen, opgevender Hund stellt die Ohren • de hond zet zijn oren opdie Uhr stellen • de klok, het horloge gelijkzettenetwas nicht stellen können • geen plaats hebben voor ietsgut gestellt sein • in goeden doen zijnStühle an den Tisch stellen • stoelen bij de tafel zetten〈 figuurlijk〉 eine Sache über eine andere stellen • de voorkeur geven aan iets, iets verkiezen boven iets andersetwas unter ein Thema stellen • iets onder een thema plaatsenzur Diskussion, Erörterung stellen • ter discussie stellenZeugen stellen • getuigen voorbrengen, presenteren2 zich houden ⇒ doen alsof, veinzen3 zich aangeven, zich melden5 bereid zijn ⇒ opkomen, aantreden♦voorbeelden:sich gegen jemanden stellen • zich tegen iemand kerensich hinter jemanden stellen • achter iemand gaan staansich (schützend) vor jemanden stellen • (verdedigend) vóór iemand gaan staansich schlafend stellen • zich slapende houden3 sich der Polizei stellen • zich bij de politie aangeven, meldenes stellt sich die Frage • de vraag rijst4 sich mit jemandem gut stellen • met iemand overweg kunnen, het met iemand kunnen vindenwie stellst du dich zu diesem Problem? • hoe sta jij tegenover dit probleem?sich der Presse stellen • de pers te woord staansich zu seinen Taten stellen • de verantwoordelijkheid voor zijn daden op zich nemen9 sich auf 200 Mark stellen • 200 mark kosten, op 200 mark komen -
12 Appell
Appell〈m.; Appells, Appelle〉1 appel, oproep♦voorbeelden:Appell an die Vernunft • beroep op 't gezonde verstandAppell zur Brüderlichkeit • oproep tot broederlijkheid -
13 hören
hören♦voorbeelden:2 auf jemanden hören • naar iemand, iemands raad luisterender Hund hört auf den Namen … • de hond luistert naar de naam …auf einen Rat hören • een raad ter harte nemen〈 spreekwoord〉 wer nicht hören will, muss fühlen • wie niet horen wil, moet voelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:Zeugen hören • getuigen (aan)horenbei Prof. X hören • de colleges van prof. X volgenhört, hört! • moet je horen!, nou, nou! -
14 selbstständig
selbstständig♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 der Hund hatte sich selbstständig gemacht • de hond was ervandoor gegaan, had zich weten los te rukkenwirtschaftlich selbstständig sein • economisch onafhankelijk zijn -
15 Arbeit
Arbeit〈v.; Arbeit, Arbeiten〉3 arbeid, werk ⇒ job, baan4 bewerking, uitvoering5 werk(stuk) ⇒ product, studie♦voorbeelden:ganze, gründliche Arbeit leisten, tun • grondig te werk gaanArbeit macht das Leben süß • werken maakt het leven aangenaaman die Arbeit gehen • aan het werk gaanbei der Arbeit sein, sitzen • aan het werk(en) zijnder Vulkan ist in voller Arbeit • de vulkaan is in volle werkingmit der Arbeit aufhören • ophouden met werkenvor Arbeit nicht mehr aus den Augen sehen • tot over zijn oren in het werk zittendu machst dir die Arbeit leicht • je maakt het je (wel) gemakkelijkdu machst dir unnötige Arbeit • je doet nodeloze moeitekeine Mühe und Arbeit scheuen • geen moeite schuwenin Arbeit (und Brot) kommen, stehen • werk krijgen, hebbenjemanden in Arbeit nehmen • iemand in dienst nemen(bei jemandem) in Arbeit sein, stehen • (bij iemand) werk hebbenohne Arbeit sein • zonder werk, werkloos zijnzur Arbeit gehen • naar zijn werk gaanetwas in Arbeit haben • iets aan het maken zijn, iets onder handen hebbenetwas in Arbeit nehmen • een werk aannemenin Arbeit sein • in de maak zijnnur halbe Arbeit machen • slechts half werk levereneine saubere Arbeit • (a) een verzorgd, keurig werk; (b) een mooi stukje werk • 〈 ook〉 een knap staaltjeeine Arbeit schreiben lassen • een proefwerk laten makenArbeit mit einem Hund • africhting van een hond -
16 führen
führen1 leiden, de leiding hebben ⇒ vooraan staan2 voeren, leiden♦voorbeelden:nach Punkten führen • op punten leidendas Rennen führt über 800 Meter • de wedstrijd gaat over 800 meterII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 hanteren, gebruiken6 houden, uitoefenen♦voorbeelden:die Kinder spazieren führen • met de kinderen gaan wandeleneinen Hund an der Leine führen • een hond aan de leiband houdenein Gebäude in die Höhe führen • een gebouw optrekkenmeine Reise führte mich nach Amerika • mijn reis bracht mij naar Amerikaein großes Haus führen • een luxueus leven leideneine Straße bis an die Grenze führen • een straat tot aan de grens doortrekken5 einen Artikel führen • een artikel hebben, verkopender Fluss führt Hochwasser • de rivier heeft een hoge waterstanddie Leitung führt keinen Strom • er zit geen stroom op de leidingder Zug führt einen Schlafwagen • de trein heeft een slaapwagenetwas bei, mit sich führen • iets bij zich hebbenAusflüge im Programm führen • uitstapjes in zijn programma (opgenomen) hebbenan erster Stelle (in einer Liste) geführt werden • op de eerste plaats staan (in een lijst)8 ein Flugzeug, einen Wagen führen • een vliegtuig, een auto besturen♦voorbeelden: -
17 Leine
Leine〈v.; Leine, Leinen〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 jemanden an der kurzen Leine halten, jemanden an die Leine legen • iemand kort houdeneinen Hund an die Leine nehmen • een hond aan de lijn doen -
18 Knüppel
Knüppel〈m.; Knüppels, Knüppel〉2 knuppel, talhout3 gieteling, knuppel 〈 metaalstaaf〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 jemandem einen Knüppel zwischen die Beine werfen • iemand een stok tussen de benen gooien
См. также в других словарях:
der Hund — der Hund … Deutsch Wörterbuch
Der Hund — steht für: Der Hund (Dürrenmatt), Erzählung Der Hund (Zeitschrift), Hundezeitschrift Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demselben Wort bezeichneter Begriffe … Deutsch Wikipedia
Der Hund (Dürrenmatt) — Der Hund ist eine Erzählung von Friedrich Dürrenmatt, die erstmals im Jahre 1952 im Sammelband Die Stadt. Prosa I–IV. im Arche Verlag erschienen ist. Sie ist im Gegensatz zu bekannten Kurzgeschichten wie Der Tunnel oder Die Panne, die im selben… … Deutsch Wikipedia
Der Hund kommt! — ist ein Kinderroman von Christine Nöstlinger aus dem Jahr 1987. Handlung Der Hund möchte ein abenteuerliches Leben haben. Nach dem Tod seiner Frau geht er in eine Gaststätte, um dort zu arbeiten. Der Lokalbesitzer Heinrich stellt ihn als… … Deutsch Wikipedia
Der Hund von Baskerville (Begriffsklärung) — Der Hund von Baskerville bezeichnet folgende Filme: Der Hund von Baskerville (1939), ein Sherlock Holmes Film von Sidney Lanfield Der Hund von Baskerville (1959), ein Sherlock Holmes Film von Terence Fisher Der Hund von Baskerville (1982), ein… … Deutsch Wikipedia
Der Hund und der Sperling — ist ein Tiermärchen (ATU 248, 223). Es steht in den Kinder und Hausmärchen der Brüder Grimm an Stelle 58 (KHM 58). In der Erstauflage lautete der Titel Vom treuen Gevatter Sperling. Jacob Grimm veröffentlichte es zuerst 1812 in Friedrich… … Deutsch Wikipedia
Der Hund, der unterwegs zu einem Stern war — (1992) (schwed. Hunden som sprang mot en stjärna, 1990) ist ein für Kinder geschriebener Roman des schwedischen Schriftstellers Henning Mankell, der im Oetinger Verlag (orig.: Rabén Sjögren) erschien. Als Taschenbuch ist der Titel bei dtv junior… … Deutsch Wikipedia
Der Hund des Todes — ist eine Sammlung von zwölf Kurzgeschichten von Agatha Christie, die zuerst 1933 im Vereinigten Königreich erschien. Ungewöhnlich ist, dass diese Sammlung nicht in Agatha Christies Stammverlag, William Collins Sons erschien, sondern bei Odhams… … Deutsch Wikipedia
Der Hund der Baskervilles (1981) — Filmdaten Deutscher Titel Der Hund der Baskervilles Originaltitel Приключения Шерлока Холмса и доктора Ватсона: Собака Баскервилей (Prikljutschenija scherloka cholmsa i doktora watsona: sobak … Deutsch Wikipedia
Der Hund der Baskervilles — Sherlock Holmes (rechts) und Dr. Watson, Illustration von Sidney Paget zum Roman Der Hund der Baskervilles (Originaltitel: The Hound of the Baskervilles, deutschsprachige Übersetzungen auch unter dem Titel Der Hund von Baskerville) ist der dritte … Deutsch Wikipedia
Der Hund der Baskervilles (2002) — Filmdaten Deutscher Titel Der Hund der Baskervilles Originaltitel The Hound of the Baskervilles … Deutsch Wikipedia