-
1 tellen
1 [getallen in een volgorde opnoemen] count2 [laten gelden; meetellen] count♦voorbeelden:1 even tellen … • let me see …niet tot tien kunnen tellen • not be very brighttot tien tellen • count (up) to ten2 die punten/jaren tellen dubbel • those points/years count double4 mensenlevens tellen daar niet • there's no regard for human life there, human life is cheap therezwaar tellen bij iemand • carry great weight with someonehet enige dat telt bij hem • the only thing that matters to him¶ op zijn tellen passen • watch one's step, mind one's p's and q'sII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [het aantal bepalen] count2 [aantreffen] find4 [geven om] attach (great) importance to♦voorbeelden:bij iets tellen • add to somethingniet te tellen! • hundreds/thousands (of them)!het bestuur telt drie leden • the board consists of three members4 iets (te) licht/(te) zwaar tellen • take something (too) lightly/(too) seriously -
2 das Alter meldet sich
-
3 melden
melden1 (ver)melden ⇒ aankondigen, voorspellen♦voorbeelden:der Wetterbericht meldet Sturm • het weerbericht voorspelt storm〈 informeel〉 er hat nichts zu melden • hij heeft niets te vertellen, in te brengenwen darf ich melden? • wie mag ik zeggen dat er is?1 zich melden, van zich laten horen2 zich aanmelden, ter beschikking stellen3 zich aankondigen ⇒ bemerkbaar, zichtbaar worden♦voorbeelden:es meldet sich niemand (am Telefon) • de telefoon wordt niet opgenomendie Krankheit meldet sich wieder • de ziekte steekt weer de kop op
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский