-
1 cultivate
v. bewerken; ontwikkelen; cultiveren[ kultivveet]4 cultiveren ⇒ aankweken, bevorderen6 voor zich proberen in te nemen/te winnen ⇒ vleien -
2 farm
n. boerderij--------v. boerderij, fokkerij, kwekerij, (pacht)hoevefarm1[ fa:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boerderij ⇒ landbouwbedrijf, boerenbedrijf————————farm21 boer zijn ⇒ boeren, een boerderij hebbenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 foster
adj. als pleegkind opnemen; koesteren; aanmoedigen--------v. aanmoedigen, vooruit helpen; kweken, zorgen voor; in huis nemen; aannemen, opnemen, opgeven[ fostə] -
4 groom
n. bruidegom; stalknecht, verzorger van paarden--------v. cultiveren; verzorgen van- (meestal verzorgen van paarden); schoon maken (meestal van paarden)groom1[ groe:m, groem] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————groom2〈 werkwoord〉 -
5 arboriculture
n. het cultiveren van bomen en struiken
См. также в других словарях:
kultivieren — Vsw std. (17. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. cultiver, dieses aus ml. cultivare, das über ein nicht bezeugtes Adjektiv auf t īvus zu l. colere (cultum) pflegen, bebauen, verehren gehört. Ebenso nndl. cultiveren, ne. cultivate, nfrz.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache