-
1 converseren
2 [omgang hebben] associate (with)♦voorbeelden:met de gasten converseren • make conversation with the guests -
2 converseren
-
3 converseren
разговаривать; беседовать; разговаривать беседовать* * *гл.общ. разговаривать, беседовать -
4 converseren
I.konversieren [geh.]II.sich unterhalten -
5 converseren
kombersáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > converseren
-
6 converseren
v. converse, talk, discuss -
7 converseren
-
8 converseren
1) konversera2) samtala -
9 converseren
intervenir -
10 converseren
kombersá -
11 converseren met
общаться; поддерживать отношения* * *гл.общ. общаться, поддерживать отношения (с кем-л.) -
12 met de gasten converseren
met de gasten converserenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met de gasten converseren
-
13 zij kan heel aardig converseren
zij kan heel aardig converserenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij kan heel aardig converseren
-
14 kombersá
converseren [v], een gesprek voeren [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > kombersá
-
15 kombersá
converseren [v], een gesprek voeren [v] -
16 Konversation
Konversation〈v.; Konversation, Konversationen〉♦voorbeelden: -
17 беседовать
spreken, zich onderhouden, een gesprek voeren, converseren -
18 беседовать
vgener. aan het praten zijn, converseren, een causerie houden, keuvelen, kouten, praten, zich onderhouden (met-ñ) -
19 общаться
vgener. omgaan, verkeren, converseren met, gemeenschap met (iem.) hebben (с кем-л.) -
20 поддерживать отношения
vgener. converseren met (с кем-л.), in betrekking staan (met-ñ)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > поддерживать отношения
- 1
- 2