-
1 conserveren
-
2 conserveren
♦voorbeelden: -
3 conserveren
консервировать; сохранять; сберегать; (за)консервировать* * *гл.общ. консервировать, сберегать, сохранять -
4 conserveren
v. conserve, preserve -
5 conserveren
ww -
6 conserveren
• to preserve -
7 conserveren
konserve yapmak [-ar] v -
8 conserveren
conserver, maintenir, retenir -
9 conserveren
konservá -
10 het conserveren
het conserveren -
11 консервировать
v1) gener. inleggen, conserveren, inblikken (в жестяных банках), inmaken, verduurzamen -
12 сберегать
vgener. opzouten, overhouden, overleggen, sparen, wegleggen, behouden, bergen, bewaren, conserveren, oppotten, opsparen, uitsparen, uitzuinigen -
13 сохранять
v1) gener. behouden, bergen, bewaren, handhaven, instandhouden, overhouden (в свежем виде), conserveren, houden, opzouten, preserveren, reserveren, uithalen, uitwinnen (время и т.п.), wegleggen, zich het recht reserveren2) comput. opslaan (в памяти, на диске и т.п.) -
14 drogen
1 [droog worden] sécher♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [droog maken; ook conserveren] sécher♦voorbeelden:gedroogde kabeljauw • du cabillaud séché〈 figuurlijk〉 iemands tranen drogen • sécher les larmes de qn.'t is goed drogend weer • le linge sèche bien par ce temps -
15 inblikken
1 [in blik conserveren; muziek vastleggen] mettre en conserve♦voorbeelden:het inblikken • la mise en conserve1 [de blik keren naar] jeter un regard dans -
16 inleggen
3 [anders gekleurde stukjes inzetten] incruster♦voorbeelden: -
17 invriezen
-
18 inblikken
-
19 inleggen
2 [met betrekking tot kledingstuk] take in3 [in/binnen/tussen iets leggen] put/throw in/down♦voorbeelden: -
20 invriezen
1 [in een vaarwater vast komen te zitten] be frozen in/up♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [met betrekking tot conserveren] freeze♦voorbeelden:1 kun je aardbeien goed invriezen? • do strawberries freeze well?
См. также в других словарях:
konservieren — Vsw std. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. cōnservāre, zu l. servāre und l. con . Der Zusammenhang mit l. servus Diener ist nicht klar. Konkretum: Konserve; Nomen agentis: Konservator. Ebenso nndl. conserveren, ne. conserve, nfrz.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache