-
1 ainsi
ainsi [ẽsie]〈 bijwoord〉1 zo ⇒ aldus, op die manier3 bijgevolg ⇒ derhalve, zo(doende)♦voorbeelden:c'est ainsi que … • zodoendeainsi soit-il • amenainsi de • zo is het ook metpour ainsi dire • om zo te zeggen, in zekere zinainsi que • zoals, evenals, als ooket ainsi de suite • enzovoort1. advaldus, zo2. ainsi queconjzoals, evenals -
2 alors
alors [aalor]〈 bijwoord〉1 toen2 dan3 nou♦voorbeelden:alors même que • zelfs al2 et (puis) alors? • en wat dan nog?, wat zou dat?ou alors • of andersalors? • en?3 non mais alors! • nee maar!alors, ça va? • en, hoe is het?ça alors • nee maar, nee toch〈 informeel〉 alors, tu viens? • kom je nou?1. adv1) dan, toen, destijds2) in dat geval2. alors queconjook al, terwijl3. interj -
3 après
après1 [aapre]〈 bijwoord〉1 daarna ⇒ daarop, vervolgens, later♦voorbeelden:l'école est tout de suite après • de school ligt daar direct achterle jour d'après • de dag eropaussitôt après • meteen daaropet puis après! • en wat dan nog?, nou en?————————après2 [aapre]〈voorzetsel; ook m.〉1 na ⇒ achter(na)♦voorbeelden:l'un après l'autre • achtereenvolgensaprès avoir fait son café • na haar kopje koffie gezet te hebbenaprès être partie, elle a dit • nadat ze vertrokken was, heeft ze gezegdaprès manger • na het etenaprès ce(la) • vervolgens, daarnaaprès quoi • waarnaaprès tout • alles welbeschouwd, eigenlijkd' après eux • volgens hend' après ses dires • naar zijn zeggenpeindre d' après une photo, d' après nature • van een foto, naar de natuur schilderenl'avant et l' après • wat ervoor en erna gebeurt1. advdaarna, vervolgens, later2. prép1) na2) achter(na)3. après queconj -
4 attendu
attendu [aatãduu]〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:1. adjverwacht, (te) voorzien2. prépwegens, gezien3. attendu queconj -
5 aussi
aussi1 [oosie]〈 bijwoord〉2 ook ⇒ eveneens, evengoed3 〈+ que + aanvoegende wijs〉hoe … ook♦voorbeelden:qc. d'aussi impressionnant • zo iets indrukwekkends(tout) aussi bien • net zo goed, evengoedaussi bien que • evenals, zowel alstout aussi peu • evenminaussi peu que • evenmin alspartez aussi vite que vous le pourrez • vertrek zo snel u kunt2 mais aussi pourquoi l'a-t-il accepté? • maar waarom heeft hij het eigenlijk aangenomen?non seulement … mais aussi • niet alleen … maar ook————————aussi2 [oosie]1. adv1) even, (net) zo2) ook, eveneens, evengoed3) hoe...ook2. conjdaarom, dan ook -
6 autrement
autrement [ootrəmã]〈 bijwoord〉1 anders♦voorbeelden:(tout) autrement que • (heel) anders danil a autrement plus de talent que moi • hij heeft heel wat meer talent dan ik1. adv1) anders2) [ne...pas] niet erg, niet al te3) heel wat2. conjzo niet, anders -
7 avant
avant1 [aavã]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 voorkant ⇒ voorstuk, voorste deel3 voorhoedespeler ⇒ aanvaller, spits♦voorbeelden:asseyez-vous à l'avant • gaat u voorin zitten→ traction————————avant2 [aavã]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 van tevoren ⇒ eerder, eerst♦voorbeelden:1 d' avant • ervoor, daarvoorplus avant • steeds verder, meeren avant • naar voren, vooruit, voorwaartsse mettre en avant • zich op de voorgrond plaatsen→ marche————————avant3 [aavã]〈 voorzetsel〉1 voor♦voorbeelden:1 avant cela • daarvooravant peu • binnenkortne faites rien avant d' avoir reçu ma lettre • doe niets voordat u mijn brief ontvangen hebt, alvorens mijn brief ontvangen te hebben1. m1) voorkant2) voorhoede, front3) aanvaller, spits2. adjvoorste, voor-3. adv1) van tevoren, eerder, eerst2) vooraan, vooruit, voorwaarts4. prép 5. avant deprép6. avant queconj -
8 bien
bien1 [bjẽ]〈m.〉1 weldaad ⇒ (het) goede, welzijn, welvaart2 bezit(ting) ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:1 un homme de bien • een fatsoenlijk, integer manle bien commun, général, public • het algemeen welzijngrand bien vous fasse! • wel bekome het u!le souverain bien, le bien suprême • het opperste goed, gelukdire du bien de qn., parler en bien de qn. • gunstig over iemand sprekenc'est un bien • dat is een gelukfaire le bien • goed doen, charitatief zijnce voyage lui fait beaucoup de bien • die reis doet hem heel goedcela fait du bien • dat doet een mens goedprendre son bien où on le trouve • je toe-eigenen wat van je gading isvouloir le bien de qn. • het beste met iemand voorhebbenmener qc. à bien • iets tot een goed einde brengenchanger qc. en bien • iets ten goede veranderenen tout bien tout honneur • in alle eer en deugdpour son bien • voor zijn eigen bestwil2 biens de consommation • verbruiksgoederen, consumptiegoederenbiens de famille • familiebezitbiens vacants • onbeheerde goederenavoir du bien • vermogend zijnavoir des biens au soleil • onroerende goederen, land bezitten————————bien2 [bjẽ]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 goed ⇒ wel, mooi, fatsoenlijk2 zeer ⇒ veel, erg4 werkelijk ⇒ echt, zeer zeker5 〈 als uitroep〉wel! ⇒ welnu!♦voorbeelden:1 avoir l'air bien • er goed, mooi uitzienun homme bien • een betrouwbaar manun type bien • een aardige ventse conduire bien • zich netjes gedragenêtre bien avec qn. • goed met iemand kunnen opschietenfaire bien • juist handelen, goed passen, goed staanfaire bien (de) • er goed aan doen (om)ça fait bien de parler anglais • het staat goed als je Engels spreektc'est bien fait! • net goed!c'est bien fait pour lui! • dat is z'n verdiende loon!on mange bien ici • je kunt hier lekker etennous sommes bien ici • we voelen ons hier lekkerça va bien? • gaat het goed?〈 schertsend〉 nous voilà bien! • nou zitten we mooi in de puree!tant bien que mal • zo goed en zo kwaad als het gaatni bien ni mal • tamelijk goed2 bien blanc • helemaal wit, spierwitelle est bien jeune pour voyager seule • ze is wel heel jong om alleen te reizenbien sûr • natuurlijkbien souvent • heel vaakbien d' autres • vele anderenil en a vu bien d' autres • hij heeft heel wat meegemaakt〈 België〉 assez bien de • heel wat, veelbien de, bien des • heel wat, (heel) veeldepuis bien des années • sinds vele jarenil part bien demain? • hij vertrekt toch morgen?5 il le fait bien, pourquoi pas moi? • hij doet het toch ook, waarom ik dan niet?j'irais bien avec vous • ik zou wel met u mee willennous verrons bien • we zullen wel zienvouloir bien • wel willenou bien • ofweleh bien! • welnu!si bien que • zodat1. m1) (het) goede, welzijn2) bezit(ting), vermogen2. adj, advgoed, mooi, fatsoenlijk3. adv1) zeer, veel, erg2) heel veel, ruimschoots3) werkelijk, echt4. bien queconj5. interj -
9 comme
comme1 [kom]〈 bijwoord〉————————comme2 [kom]〈voegwoord; ook bijwoord, voorzetsel〉6 daar ⇒ aangezien, omdat7 juist toen ⇒ terwijl, toen♦voorbeelden:comme il faut • zoals 't hoort, netjesune personne très comme il faut • een keurig iemandc'est qc. comme un examen • het is een soort examentout comme (son père) • precies zoals (zijn vader)c'est tout comme • 't komt op hetzelfde neer, 't scheelt niet veelcomme tout • heel erggentil comme tout • hartstikke, onwijs aardigcomme si • alsof3 〈 resumerend〉 alors comme ça il paraît que tu nous enlèves notre fille • dus jij gaat onze dochter meenemenun prof comme ça! • een geweldige leraarcomme cela, ça • zo, op die maniercomme ci comme ça • zo zo, z'n gangetjecela fait qc. comme 10 francs • dat is ongeveer 10 frank〈 informeel〉 comme qui dirait • om zo te zeggen, in zekere zin¶ comme quoi • waaruit volgt dat, waarin staat dat1. adv1) wat, hoe... (!)2) hoezeer2. conj1) zoals, evenals2) als, in de hoedanigheid van3) daar, aangezien4) terwijl, toen -
10 depuis
depuis [dəpŵie]〈voorzetsel; ook bijwoord〉♦voorbeelden:depuis lors • sindsdiendepuis peu • sinds korte tijddepuis qu' il est parti • sinds hij vertrokken isdepuis, nous sommes heureux • sindsdien zijn we gelukkigdepuis le général jusqu'au sous-lieutenant • vanaf de generaal tot en met de tweede luitenant1. adv, prép1) sinds, al2) van(af)2. depuis queconj -
11 donc
donc [dõ(k)]〈 voegwoord〉2 toch ⇒ dan, eens♦voorbeelden:2 allons donc! • kom nou!〈 informeel〉 dites donc! • toe nou!que ta soeur est donc intelligente! • wat is je zusje toch intelligent!que faites-vous donc là? • wat doet u daar toch?regarde donc! • kijk eens!et moi donc! • en ik dan!conj1) dus2) toch, dan -
12 encore
〈 bijwoord〉4 〈 duidt een beperking aan, een tegenstelling met hetgeen beweerd is〉 (en dan) nog ⇒ maar, nog niet eens, tenminste♦voorbeelden:tu en es encore là • doe niet zo achterlijknous sommes encore en été • het is nog zomerje l'ai vu hier encore • ik heb hem gisteren nog gezienelle n'a pas encore dix ans • zij is nog geen tien jaarqu'est-ce qui se passe encore? • wat is er nu weer aan de hand?en voulez-vous encore? • willen jullie nog wat?non seulement … mais encore … • niet alleen … maar ook (nog eens) …mais encore? • hoe zo, wat dan wel (, als ik het vragen mag)?encore ne sait-on pas tout • en dan weten we nóg niet eens alleset encore • hoogstens, en dat moet je nog maar afwachtenil vous en donnera cent francs, et encore • hij geeft je honderd frank, op zijn hoogstencore si, si encore • als dan nog, als maar, tenminstesi encore tu t'étais excusé • had dan tenminste je verontschuldigingen aangeboden1. adv1) nog (steeds)2) nog eens, weer3) nog meer4) nog wel2. encore queconjhoewel, ofschoon, al -
13 et
et [ee]〈voegwoord; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 en♦voorbeelden:¶ plus il parle et moins je le comprends • hoe meer hij praat, hoe minder ik hem begrijpconjen -
14 jusque
jusque [zĵuusk]〈 voorzetsel〉2 zelfs♦voorbeelden:jusqu'ici • tot hier; tot nu toejusqu'à présent • tot nu toe, tot dusver〈 formeel〉 jusques à quand? • tot wanneer?jusqu'à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉 • tot, totdatne partez pas jusqu'à ce qu' il soit revenu • ga niet weg voor hij terug is2 elle réclamait tout, jusqu'à son argent • ze eiste alles op, zelfs zijn geld1. = jusqu'à; prép1) tot, tot aan2) zelfs2. jusqu'àce queconjtot, totdat -
15 lorsque
-
16 mais
mais1 [me]〈 bijwoord〉1 jazeker ⇒ heus, beslist♦voorbeelden:1 il ne sait rien, mais rien! • hij weet niets, maar dan ook absoluut niets!non mais (des fois)! • nee zeg, nou nog mooier!tu viendras? mais oui, mais certainement! • kom je? ja zeker, ja beslist!mais oui! • welja!ah, mais! • nee maar!————————mais2 [me]〈voegwoord; ook m.〉1 maar ⇒ evenwel, echter♦voorbeelden:1 non seulement …, mais (mais encore, mais aussi, mais même, mais en outre) • niet alleen …, maar ook (maar zelfs, maar bovendien)〈 zelfstandig〉 pas de mais! • geen maren!1. advjazeker, beslist2. conjmaar, echter -
17 malgré
malgré [maalgree]〈 voorzetsel〉1 ondanks ⇒ niettegenstaande, ongeacht♦voorbeelden:1 malgré que j'en aie, malgré qu' il en eût • mijns, zijns ondanks1. prép1) ondanks, niettegenstaande2. malgré queconj -
18 ou
ou [oe]〈 voegwoord〉1 of ⇒ ofwel♦voorbeelden:ou bien c'est lui ou bien c'est moi • of hij of ikconjof, ofwel -
19 partant
partant1 [paartã]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉2 aan de start verschijnend(e) paard, coureur♦voorbeelden:¶ être partant pour • te vinden zijn voor, in zijn voor————————partant2 [paartã]〈 voegwoord〉1 dientengevolge ⇒ bijgevolg, derhalve1. m1) vertrekkende2) aan de start verschijnend paard/coureur2. conj -
20 pourquoi
- 1
- 2
См. также в других словарях:
conj. — conj. also conj BrE the written abbreviation of conjunction … Dictionary of contemporary English
conj — abbrev. 1. conjugation 2. conjunction * * * … Universalium
conj — abbrev. 1. conjugation 2. conjunction … English World dictionary
conj. — 1. conjugation. 2. conjunction. 3. conjunctive. * * * abbrev 1. Conjunction 2. Conjunctive * * * conj., 1. conjugation. 2. a) conjunction. b) conjunctive. * * * ab … Useful english dictionary
conj — abbreviation conjunction; conjunctive … New Collegiate Dictionary
conj. — 1. conjugation. 2. conjunction. 3. conjunctive. * * * … Universalium
conj — conjunctiva, conjunctival … Medical dictionary
conj. — abbr. conjunction … Dictionary of English abbreviation
conj — the written abbreviation of conjunction … Longman dictionary of contemporary English
conj. — 1) conjugation 2) gram. conjunction 3) conjunctive … From formal English to slang
conj — • conjunctiva, conjunctival … Dictionary of medical acronyms & abbreviations