-
1 mikpunt zijn van iemands spot
mikpunt zijn van iemands spot————————mikpunt zijn van iemands spotservir de cible aux railleries de qn.————————faire de le souffre-douleur de qn. d'autre————————faire de qn. le souffre-douleur————————faire de qn. le souffre-douleur de d'autre -
2 mikpunt
♦voorbeelden:1 iemand tot een mikpunt maken van plagerijen • faire de qn. le souffre-douleur (de qn. d'autre)mikpunt zijn van iemands spot • servir de cible aux railleries de qn. -
3 doelwit
-
4 mikpunt
ocible f -
5 schijf
-
6 als mikpunt dienen voor
als mikpunt dienen voor -
7 dienen
1 [geschikt, gunstig zijn voor] servir (à)2 [middel, werktuig zijn] servir (de)3 [behoren] falloir4 [leger] faire son service (militaire)5 [in dienst zijn; tafeldienen] servir♦voorbeelden:ergens toe dienen • être pour qc.2 vensters dienen om licht en lucht toe te laten • les fenêtres servent à laisser entrer l'air et la lumièreals mikpunt dienen voor • servir de cible àdat dient u te weten • vous ne pouvez l'ignorerhij had 50 jaar bij de baron gediend • il avait servi 50 ans chez le baronII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen]servir (qn., qc.)2 [van dienst zijn] être utile à♦voorbeelden:1 iemands belangen dienen • servir les intérêts de qn.deze gegevens kunnen ons weinig dienen • ces renseignements ne nous servent pas à grand-chosehij was er niet van gediend • il n'en voulait pasiemand van advies dienen • donner des conseils à qn.2 waarmee kan ik u dienen? • en quoi puis-je vous être utile?; 〈 wat wilt u eten, drinken?〉 qu'est-ce que je vous sers?hij was er niet mee gediend • cela ne lui servait pas beaucoup -
8 doel
♦voorbeelden:zijn doel bereiken • parvenir à ses finseen doel najagen • chercher à atteindre un butzich een doel stellen • s'assigner un butzijn doel voorbijschieten • manquer son butzijn doel voorbijstreven • passer à côté du buthij was het doel van bespotting • il servait de cible aux railleriesin het doel staan • se trouver dans le(s) but(s)met dat doel • dans ce butrecht op zijn doel afgaan • aller droit au butzonder doel rondlopen • errer sans but -
9 doelgroep
-
10 doelwit
-
11 het schot trof doel
het schot trof doel -
12 hij was het doel van bespotting
hij was het doel van bespottingDeens-Russisch woordenboek > hij was het doel van bespotting
-
13 op een schijf schieten
op een schijf schieten -
14 schieten
1 [een schot lossen] tirer2 [sport en spel] faire du tir3 [uitbotten] pousser5 [+ laten][niet langer tegenhouden] lâcher6 [plotseling vallen] tomber♦voorbeelden:dat geweer schiet ver • ce fusil a une longue portéeop een schijf schieten • tirer sur une cibleop iemand schieten • tirer sur qn.een humeur om op te schieten hebben • être d'une humeur de chienhet schieten met kanonnen • le tir au canonoveral schiet het onkruid uit de grond • les mauvaises herbes poussent partoutdoor de voorruit schieten • être projeté à travers le pare-brisede pijn schiet door zijn been • des élancements lui traversent la jambein zijn kleren schieten • enfiler ses vêtementshij schoot op mij af • il fonça sur moide teugels laten schieten • lâcher les rênes〈 figuurlijk〉 iets laten schieten • abandonner qc.¶ er schiet mij iets te binnen • 〈 herinneren〉 qc. me revient; 〈 idee〉 une idée me traverse l'espritzijn naam wil me niet te binnen schieten • son nom ne me revient pasII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [een projectiel werpen; door treffen bemachtigen] tirer2 [treffen] toucher♦voorbeelden:ik zou hem wel kunnen schieten • je le tueraisiemand overhoop schieten • abattre qn.2 iemand in de arm schieten • toucher qn. au bras→ link=oog oogeen huis plat schieten • raser une maisondat heb je goed geschoten • c'est bien vu♦voorbeelden:de bal over het doel schieten • shooter au-dessus du but -
15 schietschijf
-
16 schijf
♦voorbeelden:een schijfje worst • une rondelle de saucissoneen wortel aan schijfjes snijden • couper une carotte en rondellesiets in schijven snijden • couper qc. en tranches -
17 schijfschieten
-
18 treffen
1 [algemeen] toucher2 [aantreffen] rencontrer3 [opvallen] frapper♦voorbeelden:het getroffen gebied • la région sinistréezijn ongeluk heeft ons zwaar getroffen • nous avons été bouleversés par son malheurdie opmerking treft u • cette remarque vous concernedodelijk treffen • frapper à mortwaar kan ik je treffen? • où puis-je t'atteindre?door een kogel getroffen • atteint d'une ballegetroffen door een hartinfarct • terrassé par un infarctusik ben getroffen door die reactie • cette réaction m'a touchégetroffen worden door een beroerte • être frappé d'une apoplexiede kogel trof haar in de borst • la balle l'atteignit à la poitrinede getroffene • la victimeiemand thuis treffen • trouver qn. chez luieen treffen • une rencontre→ link=bliksem bliksemdat treft goed • ça tombe biendat treft slecht • ça tombe malzij hebben het met elkaar getroffen • ils ont eu de la chance de se rencontrer; 〈m.b.t. het leven doorbrengen〉 ils sont très heureux ensemble
См. также в других словарях:
ciblé — ciblé … Dictionnaire des rimes
cible — [ sibl ] n. f. • 1693; var. cibe; alémanique suisse schîbe, all. Scheibe « disque, cible » 1 ♦ But que l on vise et sur lequel on tire. Cercles concentriques d une cible. Prendre qqn, qqch. pour cible. Tirer à la cible. Atteindre le disque noir… … Encyclopédie Universelle
cible — coercible fermentescible immarcescible imputrescible infermentescible invincible irascible marcescible miscible putrescible rancescible … Dictionnaire des rimes
Cible — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sur les autres projets Wikimedia : « Cible », sur le Wiktionnaire (dictionnaire universel) … Wikipédia en Français
cible — (si bl ) s. f. Sorte de planche servant de but pour le tir de l arc ou des armes à feu. Tirer à la cible. • Au bord du grand chemin, ta vie est une cible Offerte à tout venant, V. HUGO Voix, 30. REMARQUE Cible n est ni dans les anciennes… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
CIBLE — n. f. Planche ou carton contre lequel on tire avec un fusil, un pistolet, etc., et qui a au milieu un point noir où l’on vise. Tirer à la cible. Fig., Servir de cible aux plaisanteries de quelqu’un … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
CIBLE — s. f. Planche ou but contre lequel on tire avec un arc un fusil, etc., et qui a au milieu un point noir où l on vise. Tirer à la cible … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
cible — taikinys statusas T sritis fizika atitikmenys: angl. target vok. Target, n; Treffplatte, f; Ziel, n rus. мишень, f; цель, f pranc. cible, f … Fizikos terminų žodynas
Cible (Escrime) — Une cible désigne une zone valable. Le nom des cibles et leurs emplacements varient suivant l arme. Sommaire 1 Fleuret 1.1 Dessus 1.2 Dedans 1.3 Dehors 1 … Wikipédia en Français
Cible (Marketing) — Pour les articles homonymes, voir cible. Une cible en marketing est un ensemble d acheteurs et d acteurs potentiels, que l on cherche à conquérir et/ou à fidéliser par des actions marketing, après avoir réalisé une segmentation. Cela fait l objet … Wikipédia en Français
Cible emouvante — Cible émouvante Cible émouvante est un film français réalisé par Pierre Salvadori, sorti en 1993. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 3 Distribution 4 Lien externe … Wikipédia en Français