-
21 put up a candidate
als kandidaat voorstellen -
22 candidat
candidat [kãdiedaa],candidate [kãdiedaat]〈m., v.〉1 kandidaat, -date ⇒ aspirant♦voorbeelden:m (f - candidate)1) kandidaat/-date2) sollicitant/-e -
23 canvass
n. uitpluizen, onderzoeken, bespreken; (stemmen)werving--------v. uitpluizen, onderzoeken, bespreken; (stemmen)wervingcanvass1————————canvass2♦voorbeelden:2 the candidate is canvassing the slums today • de kandidaat ‘doet’/bewerkt vandaag de achterbuurten3 canvass for a magazine • colporteren voor/leuren met een weekblad -
24 likely
adj. waarschijnlijk; mogelijk; aannemelijk; overeenstemmend--------adv. waarschijnlijklikely1[ lajklie] 〈bijvoeglijk naamwoord; likelier〉♦voorbeelden:〈 ironisch〉 a likely story! • dat geloof ik graag!he is likely to become suspicious • hij wordt allicht achterdochtig————————likely2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 not likely! • kun je net denken!as likely as not • eerder wel dan niet -
25 mark out
afbakenen, afperken, markeren, aanduiden; uitkiezen, bestemmenmark out♦voorbeelden: -
26 neither
adj. niemand--------pron. geen van beide; evenminneither1[ najðə] 〈 voornaamwoord〉♦voorbeelden:————————neither2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:————————neither3〈 determinator〉♦voorbeelden:————————neither4〈voegwoord; met nor〉1 noch♦voorbeelden:she could neither laugh nor cry • ze kon (noch) lachen noch huilen -
27 push
n. druk; compressie; aanval; initiatief; hulp--------v. duwen; wegduwen; drukken; initiatief nemen; hasjiesj verkopenpush1[ poesj]1 duw ⇒ stoot, zet, ruk♦voorbeelden:〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 at a push • als het echt nodig is, in geval van nood2 druk ⇒ nood, crisis♦voorbeelden:1 to get a job like that you need a lot of push • om zo'n baan te krijgen moet je heel wat aankunnen2 if/when it comes/came to the push • als het erop aankomt/aankwam————————push21 duwen ⇒ stoten, schuiven, dringen2 vorderingen maken ⇒ vooruitgaan, doorgaan, verder gaan3 zich (uitermate) inspannen ⇒ doorzettingsvermogen/ondernemingslust hebben♦voorbeelden:2 push ahead/along/forward/on • (rustig) doorgaan/verder gaanpush by/past someone • iemand voorbijdringenpush ahead/along/forward/on with • vooruitgang boeken/opschieten metII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 stimuleren ⇒ bevorderen, promoten, voorthelpen, pushen3 druk uitoefenen op ⇒ lastig vallen, aandringen bij♦voorbeelden:1 push the button • op de knop/bel drukkenpush the car • de auto aanduwenpush a door open • een deur openduwenhe pushes the matter too far • hij drijft de zaak te ver doordon't push your sister to take that decision • zet je zus niet aan tot dat besluitpush one's way through a crowd • zich een weg banen door een menigteI pushed myself to do it • ik dwong mezelf het te doen〈informeel; figuurlijk〉 push someone about/around • iemand ruw/slecht behandelen; iemand commanderen, iemand met minachting behandelenthey pushed our work aside • ze schoven ons werk terzijde; 〈 figuurlijk〉 ze gaven ons werk geen kanspush back one's hair • zijn haar naar achteren strijkenpush back the enemy • de vijand terugdringenhe was pushed down • hij werd ondergeduwdpush oneself forward • zich op de voorgrond dringenpush someone forward as a candidate • iemand als kandidaat naar voren schuivenpush over a lady • een dame omverlopenpush over a table • een tafel omgooienthat pushed prices up • dat joeg de prijzen omhoogpush someone into action • iemand tot actie dwingenthe disaster pushed all other news off the front pages • de ramp verdrong al het andere nieuws van de voorpagina'spush one's work onto someone else • zijn werk op iemand anders afschuiven/aan iemand anders opdringenshe pushed him to the verge of suicide • ze dreef hem bijna tot zelfmoordpush oneself • zichzelf promoten, zichzelf weten te verkopen3 don't push your luck (too far)! • stel je geluk niet te veel op de proef!he is pushed (for time/money) • hij heeft bijna geen tijd/geld, hij zit krap (in zijn tijd/geld)he pushed me for money • hij probeerde geld van mij los te krijgen¶ push home • uitvoeren, toedienen, krachtig ondernemen/uiteenzettenthe attack was pushed home with considerable force • de aanval werd met veel kracht uitgevoerd -
28 refuse
n. uitschot, afval, vuilnis--------v. weigeren; uitstellenrefuse1[ refjoe:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————refuse21 weigeren ⇒ afslaan, afwijzen♦voorbeelden:the horse refused the obstacle • het paard weigerde de hindernis te nemenrefuse a request • op een verzoek niet ingaanthe motor refuses to start • de motor wil niet startenrefuse oneself nothing • zich niets ontzeggen -
29 support
n. steun; broodwinning, levensonderhoud; ondersteuning--------v. ondersteuning, dragen, voorstaan; hulp verlenen; toestemmen; versterken; aanmoedigen; onderhoudensupport1[ səpo:t]1 steun(stuk) ⇒ stut, drager, draagbalk1 steun ⇒ hulp, ondersteuning2 onderhoud ⇒ levensonderhoud, middelen van bestaan♦voorbeelden:————————support2〈 werkwoord〉1 (onder)steunen ⇒ stutten, dragen2 steunen ⇒ helpen, bijstaan; verdedigen, bijvallen; subsidiëren4 (ver)dragen ⇒ doorstaan, verduren♦voorbeelden:support a policy • een beleid verdedigen3 support oneself/one's family • zichzelf/zijn familie onderhouden¶ supporting programme • bijfilm, voorfilm(pje)supporting part/role • bijrol -
30 that
adj. die, dat--------adv. die, dat--------conj. dat--------pron. die, datthat11 die/dat2 die/datgene ⇒ hij, zij, dat♦voorbeelden:that's life • zo is het leventhat is (to say) • dat wil zeggen, te weten, tenminstewho's that crying? • wie huilt daar (zo)?〈 aan telefoon, Brits-Engels〉 who's that? • met wie spreek ik?the best linen is that from Flanders • het beste linnen komt uit Vlaanderenjust like that • zo maar (even)don't yell like that • schreeuw niet zohe's into Zen and all that • hij interesseert zich voor zen en zohe isn't as stupid as all that • zo stom is hij ook weer nietthat's that • dat was het dan, zo, voor mekaar, dat zit erop; 〈 als bevel〉en nou is 't uit!¶ 〈 informeel〉 that's it • dat is 't hem nu juist, dat is (nu juist) het probleem; dat is wat we nodig hebben/de oplossing/het; dit/dat is het eindeit's practical and beautiful at that • het is praktisch, en bovendien nog mooi ookwe left it at that • we lieten het daarbij/maar zowith that • (onmiddellijk) daarna1 die/dat ⇒ wat, welke♦voorbeelden:2 the day that he arrived • de dag dat/waarop hij aankwamthe house that he lives in • het huis waarin hij woont————————that22 heel ⇒ heel erg, zo♦voorbeelden:————————that3[ ðæt] 〈determinator; meervoud: those〉1 die/dat2 dat/die ⇒ de/het♦voorbeelden:do you see that house? • zie je dat huis daar?do you want this hat or that one? • wil je deze hoed of die?————————that4♦voorbeelden:1 it was only then that I found out that … • pas toen ontdekte ik dat …she knew that he was ill • ze wist dat hij ziek was3 he's the better candidate in that he has experience • hij is de beste kandidaat omdat hij ervaring heeftnot that I care, but … • niet dat het mij iets kan schelen, maar …I didn't go, that he would not follow me • ik ben niet gegaan, zodat hij me niet zou volgenanywhere that you would like to go • waar je ook naar toe zou willenII 〈nevenschikkend voegwoord; in uitroep〉1 dat♦voorbeelden:1 that it should come to this! • dat het zover moest komen!
- 1
- 2
См. также в других словарях:
candidate — can‧di‧date [ˈkænddt ǁ deɪt, dt] noun [countable] 1. JOBS someone who is being considered for a job or is competing to be elected: • Candidates must have strong interpersonal skills. candidate for • They are interviewing three candidates for… … Financial and business terms
candidate — I noun applicant, aspirant, aspirer, candidates, challenger, competitor, contender, contestant, designee, desirer, entrant, hopeful, job seeker, nominee, office hunter, office seeker, petitioner, political aspirant, political contestant, runner,… … Law dictionary
candidate — candidate, aspirant, nominee, applicant denote one who seeks an office, honor, position, or award. Candidate is applied not only to a seeker but to one who is put forward by others or is considered as a possibility by those whose function it is… … New Dictionary of Synonyms
Candidate — Can di*date, n. [L. Candidatus, n. (because candidates for office in Rome were clothed in a white toga.) fr. candidatus clothed in white, fr. candiduslittering, white: cf. F. candidat.] One who offers himself, or is put forward by others, as a… … The Collaborative International Dictionary of English
candidate — ► NOUN 1) a person who applies for a job or is nominated for election. 2) a person taking an examination. 3) a person or thing regarded as suitable for a particular fate, treatment, or position: she was the perfect candidate for a biography.… … English terms dictionary
Candidate — applicant who has fulfilled specified prerequisites, allowing the participation in the certification process (p. 3.2 ISO/IEC 17024:2003). Источник … Словарь-справочник терминов нормативно-технической документации
candidate — [kan′də dāt΄, kan′dədət] n. [L candidatus, white robed < candidus (see CANDID): office seekers in ancient Rome wore white gowns] 1. a person who seeks, or who has been proposed for, an office, an award, etc. 2. a person or thing apparently… … English World dictionary
candidate — c.1600s, from L. candidatus one aspiring to office, originally white robed, pp. of candidare to make white or bright, from candidus (see CANDID (Cf. candid)). Office seekers in ancient Rome wore white togas … Etymology dictionary
candidate — [n] person desiring political office, job applicant, aspirant, bidder, claimant, competitor, contender, contestant, dark horse*, entrant, favorite son*, handshaker*, hopeful*, job hunter, nominee, office seeker, petitioner, possibility, possible… … New thesaurus
Candidate — For other uses, see candidate (disambiguation). A candidate is the prospective recipient of an award or honor or a person seeking or being considered for some kind of position; for example: to be elected to an office in this case a candidate… … Wikipedia
candidate — n. 1) to put up a candidate (for office) 2) to adopt (BE); endorse a candidate 3) (BE) to de select a candidate ( to refuse at the local level to support a party candidate adopted at the national level ) 4) a party; write in candidate 5) a… … Combinatory dictionary