-
81 het
het11 [onzijdig naamwoord] 〈 aanwijzend voornaamwoord〉 ce, c' 〈 als onderwerp〉; ça, cela 〈 als onderwerp, ter versterking〉; 〈 persoonlijk voornaamwoord〉 le, la 〈 als lijdend voorwerp〉; lui 〈 als meewerkend voorwerp〉; en, y♦voorbeelden:1 wat is het toch, dat geluid? • mais qu'est-ce que c'est que ce bruit?de bakker nam deeg en kneedde het • le boulanger prit de la pâte et la malaxahet kind heeft honger, geef het een boterham • cet enfant a faim, donne-lui une tartinehet was een oude man • c'était un vieil hommehet waren moeilijke dagen • ce furent des journées pénibleshet scheelde weinig • il s'en est fallu de peuhet kan me niet schelen • je m'en ficheII 〈 onbepaald voornaamwoord〉1 [loos onderwerp] 〈 persoonlijk voornaamwoord〉 il 〈 als onderwerp van een onpersoonlijk werkwoord〉 ⇒ 〈 aanwijzend voornaamwoord〉ça2 [geslachtsgemeenschap] ça♦voorbeelden:1 hoe gaat het? • comment ça va?het regent • il pleuthet zij zo • soit!〈 met nadruk〉 dat is je van het! • c'est le fin du fin!————————het21 〈 bepaald lidwoord〉 le 〈m.〉; l' 〈m.+ v.; vóór klinker of stomme h〉; la 〈v.〉; 〈 voorafgegaan door een voorzetsel, dat in 't Frans met ‘à’ of ‘de’ moet worden vertaald〉 au 〈à + le〉; des 〈de + les〉♦voorbeelden:het huis, het brood, het uur • la maison, le pain, l'heureop het kasteel • au châteauzij was er het eerst • elle était la première arrivéewie van hen is het gelukkigst? • lequel d'entre eux est le plus heureux? laquelle d'entre elles est la plus heureuse?1 [het beste in zijn soort] le, la, l' … par excellence2 [het juiste]le, la, l' … qu'il me (te, lui etc.) faut3 [het belangrijkste]le, la, l' … majeur(e)♦voorbeelden:dat is hét succes van het jaar • c'est le (grand) succès de l'année¶ hét idee! • quelle idée! -
82 hoefgetrappel
1 (bruit <m.> de) sabots 〈m., meervoud〉 -
83 holle vaten klinken het hardst
holle vaten klinken het hardst -
84 horen en zien vergaat je erbij
-
85 ik ben dat rumoer wel gewend
ik ben dat rumoer wel gewend -
86 ik ben door al het lawaai heen geslapen
ik ben door al het lawaai heen geslapenDeens-Russisch woordenboek > ik ben door al het lawaai heen geslapen
-
87 ik word nerveus van dat geluid
ik word nerveus van dat geluid -
88 klap
klap1〈de〉♦voorbeelden:1 een grote klap krijgen • 〈 verlies〉 essuyer un sérieux revers; 〈 teleurstelling〉 en prendre un sale couper vielen rake klappen • les coups pleuvaient secik kan mezelf wel een klap geven • je pourrais me battreiemand een klap verkopen • administrer une gifle à qn.een boek met een klap dichtslaan • refermer un livre avec un bruit seciemand een klap op, voor zijn muil geven • foutre un coup de poing dans la gueule à qn.in één klap • d'un seul couphet interesseert hem geen klap • il s'en moque éperdumentgeen klap uitvoeren • ne rien ficherhet was de klap op de vuurpijl • c'était le bouquet→ link=vlieg vlieg————————klap21 clac! -
89 loeihard
-
90 mare
♦voorbeelden: -
91 met ophef
met ophef -
92 moet je nou per se herrie maken?
moet je nou per se herrie maken?il faut vraiment que tu fasses tout ce bruit?Deens-Russisch woordenboek > moet je nou per se herrie maken?
-
93 moorddadig
♦voorbeelden:het was moorddadig heet • il faisait atrocement chaudmoorddadig goed • vachement bien -
94 nerveus
♦voorbeelden: -
95 onderen
1 [+ naar][naar beneden] vers le bas2 [+ van][aan de onderkant; van beneden] (d')en bas♦voorbeelden:een huis van boven tot onderen doorzoeken • fouiller une maison de fond en comble -
96 onhoorbaar verliet hij de kamer
onhoorbaar verliet hij de kamerDeens-Russisch woordenboek > onhoorbaar verliet hij de kamer
-
97 onhoorbaar
♦voorbeelden:onhoorbaar verliet hij de kamer • il quitta la pièce sans (faire de) bruit -
98 over die zaak is veel drukte geweest
over die zaak is veel drukte geweestDeens-Russisch woordenboek > over die zaak is veel drukte geweest
-
99 per se
1 [absoluut] absolument2 [onvermijdelijk] forcément3 [op zichzelf] en soi-même♦voorbeelden:1 moet je nou per se herrie maken? • il faut vraiment que tu fasses tout ce bruit?iets per se willen • vouloir absolument qc. -
100 ploffen
1 [dof geluid maken door te vallen] tomber avec un bruit sourd3 [ontploffen] exploser4 [zich laten vallen] s'affaler♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [neergooien] balancer♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
BRUIT — Le bruit provoque, chez la plupart des gens, une sensation désagréable. Il s’agit d’un ennemi à combattre. Pourtant, sur le plan scientifique, il possède une définition très précise et représente un phénomène qui n’occasionne pas de gêne… … Encyclopédie Universelle
bruit — Bruit, Sonitus, Tumultus, Tumultuatio. Petit bruit, Murmurillum. Grand bruit, Fremitus. Dés qu il y a quelque bruit, Quicquid increpuerit, B. ex Cicerone. Bruit qu on fait des pieds quand on chemine, ou des mains, Strepitus. Le bruit que font les … Thresor de la langue françoyse
bruit — BRUIT. s. m. Son ou assemblage de sons, abstraction faite de toute articulation distincte, et de toute harmonie. Grand bruit. Petit bruit. Bruit sourd. Bruit confus. Bruit éclatant. Le bruit du tonnerre. Le bruit du canon. Bruit agréable. Le… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
bruit — Bruit. s. m. Son assez fort. Bruit sourd. bruit confus. bruit esclatant. faire du bruit. mener du bruit. hors du bruit. loin du bruit. sans bruit. s il vient à sçavoir cela, il fera beau bruit. bruit agreable. ce Prince a esté receu au bruit des… … Dictionnaire de l'Académie française
Bruit en 1/f — Bruit de scintillation Le bruit de scintillation est un bruit électronique toujours présent dans les composants actifs et dans certains composants passifs[1]. Il est également appelé bruit de scintillement, bruit de papillotement, bruit de basse… … Wikipédia en Français
Bruit — Bruit, n. [OE. bruit, brut, noise, bruit, F. bruit, fr. LL. brugitus; cf. L. rugire to roar; perh. influenced by the source of E. bray to make a harsh noise, Armor. brud bruit.] 1. Report; rumor; fame. [1913 Webster] The bruit thereof will bring… … The Collaborative International Dictionary of English
bruit — (v.) to report, 1520s, from bruit (n.) rumor, tiding (mid 15c.), from Fr. bruit (n.), from bruire to make noise, roar, of uncertain origin … Etymology dictionary
Bruit — Bruit, v. t. [imp. & p. p. {Bruited}; p. pr. & vb. n. {Bruiting}.] To report; to noise abroad. [1913 Webster] I find thou art no less than fame hath bruited. Shak. [1913 Webster] || … The Collaborative International Dictionary of English
bruit — BRUÍT s. n. (cib.) acţiune parazită care se suprapune pe semnale, alternând sau diminuând cantitatea de informaţie transmisă. (< fr. bruit) Trimis de raduborza, 15.09.2007. Sursa: MDN … Dicționar Român
Bruit — (fr., spr. Brüih), 1) Geräusch, Lärm, Aufsehen; 2) Zusammenlauf; 3) Gerücht; daher Bruits de la bourse, Börsengerüchte … Pierer's Universal-Lexikon
Bruit — (frz. Brüt), Geräusch, Gerede; ein Gerücht, großes Aufsehen … Herders Conversations-Lexikon