-
1 knitting needle
-
2 спица
breinaald ; spaak -
3 вязальная спица
adjgener. pen, priem, breinaald -
4 needle
n. naald--------v. naaien; prikken; pesten, plagenneedle1[ nie:dl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 naald ⇒ breinaald; haaknaald; borduurnaald; magneetnaald; injectienaald; grammofoonnaald; dennennaald♦voorbeelden:————————needle2〈 werkwoord〉1 naaien ⇒ een naald halen door, (door)prikken -
5 aiguille
aiguille [eegŵiej]〈v.〉1 naald♦voorbeelden:talons aiguilles • naaldhakkenaiguille aimantée • magneetnaaldenfiler une aiguille • een draad in een naald stekenaiguille à repriser • stopnaaldaiguille à tricoter • breinaald→ sensf1) naald2) wijzer [klok]3) spits [toren, berg]4) wissel [spoor] -
6 aiguille à tricoter
-
7 Stricknadel
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский