-
1 fragility
breekbaarheidzwakheid -
2 fragilité
-
3 хрупкость
ngener. teerheid, breekbaarheid, broosheid, tederheid -
4 tenuity
n. slankheid; fijnheid, dunheid, ijlheid, eenvoud (v. stijl)[ tinjoe:ətie]1 dunheid ⇒ fijnheid, breekbaarheid2 onbeduidendheid ⇒ zwakheid, vaagheid -
5 flimsiness
n. breekbaarheid, zwakte; dunheid -
6 fragileness
n. Breekbaarheid; broosheid; zwakte, kwetsbaarheid -
7 fragility
n. breekbaarheid, broosheid; zwakte; fijn(zinnig)heid -
8 frangibility
n. Breekbaarheid -
9 refrangibility
n. breekbaarheid
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский