-
21 Alleinerziehender
-
22 Allerheiligste
-
23 Allerheiligstes
-
24 Alte(n)
Alte(n)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; meervoud〉3 〈 geschiedenis〉voor-, stamouders ⇒ Ouden, Antieken♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 wie die Alten sungen, so zwitschern auch die Jungen • gelijk de ouden zongen, zo piepen de jongen -
25 Alter
Alte(r)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; m.〉————————Alter〈o.; Alters, Alter〉3 oude mensen, ouden van dagen♦voorbeelden:im gleichen Alter sein, stehen • van dezelfde leeftijd zijnim Alter von 65 Jahren • op de leeftijd van 65 jaar2 die Beschwerden des Alters • de ongemakken, gebreken van de oude dag -
26 Altes
Alte(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden: -
27 Angehörige
-
28 Angehöriger
-
29 Angeklagte
Angeklagte(r)1 beklaagde, verdachte ⇒ beschuldigde -
30 Angeklagter
Angeklagte(r)1 beklaagde, verdachte ⇒ beschuldigde -
31 Angeschuldigte
-
32 Angeschuldigter
-
33 Angestellte
-
34 Angestellter
-
35 Arme
-
36 Armer
-
37 Aufsichtsbeamte
-
38 Aufsichtsbeamter
-
39 Ausbildende
-
40 Ausbildender
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский
bijvoeglijk+naamwoord+als+zelfstandig+naamwoord
Страницы