-
1 mobile
adj. mobiel, beweeglijk; beweging; (het) zwerven; verandering--------n. mobiel (speelgoed)[ moobajl] 〈zelfstandig naamwoord: mobility〉♦voorbeelden: -
2 agile
adj. luchtig; lichtvoetig; snel; waakzaam; bekwaam, alert[ ædzjajl] 〈zelfstandig naamwoord: agility〉1 lenig ⇒ beweeglijk, soepel, behendig -
3 lissom
adj. flexibel, lenig, soepel; beweeglijk, behendig; slank met bevalligheid en schoonheidlissom, lissome[ lissəm] -
4 mercurial
-
5 movable
adj. beweegbaar, los[ moe:vəbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————〈bijvoeglijk naamwoord; moveably〉1 beweegbaar ⇒ beweeglijk, los♦voorbeelden: -
6 moveable
-
7 unmoving
-
8 agilely
adv. beweeglijk, soepel; behendig -
9 agileness
n. beweeglijk, soepel -
10 capote
n. (uit Frans) lange mantel of overjas met muts; mantel van een stierenvechter; mutsje in vorm van kapje door vrouwen en kinderen gedragen gedurende de Midden-Victoriaanse periode; beweeglijk gedeelte dat motor van een auto bedekt; bovenste gedeelte van een rijtuig dat opgevouwen kan worden -
11 diarthrosis
n. beweeglijk, werkelijk gewricht -
12 flexile
adj. soepel, beweeglijk -
13 loading apron
n. beweeglijk platform van een schip dat het mogelijk maakt auto's en andere lading op- en af te laden
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский