-
1 betaaldag
1 [dag van uitbetaling] payday2 [handel] [vervaldag] due date, maturity; 〈 vaste geregelde datum〉 quarter/term day♦voorbeelden:2 op de betaaldag • on the due date, at maturity -
2 betaaldag
-
3 betaaldag
-
4 betaaldag
n. pay-day; due date -
5 betaaldag
échéance -
6 op de betaaldag
op de betaaldagon the due date, at maturityVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op de betaaldag
-
7 pay-day
betaaldag -
8 payday
-
9 quarter day
Christelijke feestdag; (Brits-Engels) een van vier dagen in het jaar waarop betaald moet worden, betaaldag, afrekeningsdag op bepaalde vastgestelde datumquarter day -
10 день платежа
ngener. betaaldag -
11 pay-off
-
12 touche
touche [toesĵ]〈v.〉4 toets ⇒ penseelstreek, kleurcontrast, schrijfstijl♦voorbeelden:touche à effleurement • tiptoetstouche d'espacement • spatietoetssentir une touche • voelen dat men beet heeftpeindre à petites, grandes touches • met fijne, grove streek schilderentouche longue, courte • lange, korte inworpil y a touche • de bal is uitrester sur la touche • op het reservebankje zitten〈 figuurlijk〉 être mis sur la touche • op non-actief gesteld zijn, uitgerangeerd zijnf1) toets3) treffer [schermen]4) uiterlijk, voorkomen5) inworp [sport]6) zijlijn [sport] -
13 la sainte touche
la sainte touche -
14 день платежа
ngener. betaaldag -
15 Lohntag
-
16 Zahltag
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский