-
1 обкрадывать
bestelen -
2 обокрасть
bestelen -
3 étriller
-
4 plumer
-
5 voler
voler [vollee]♦voorbeelden:voler au vent, en l'air • wapperen in de windvoler dans les bras de qn. • in iemands armen vliegen→ éclatII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bestelen♦voorbeelden:se faire voler • bestolen wordenv1) vliegen3) (ont) stelen4) bestelen, oplichten -
6 обворовывать
vgener. bestelen, plunderen -
7 обкрадывать
-
8 cleaned him out
plukte hem kaal (pakte alles van hem af,iemand bestelen) -
9 defraudment
n. het plegen van fraude; oplichting; het bestelen -
10 pirater
-
11 délester
délester [deelestee] -
12 rapiner
rapiner [raapienee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 truander
-
14 beklauen
-
15 bemausen
-
16 bestehlen
bestehlen
См. также в других словарях:
Kirche — 1. Alt kirchen haben dunckel gläser (Fenster). – Franck, II, 55a; Tappius, 55; Eyering, I, 49 u. 503; Petri, II, 11; Henisch, 768, 3; Lehmann, 7, 22; Gruter, I, 4; Schottel, 1113a; Sutor, 888; Sailer, 193; Mayer, I, 20; Braun, II, 42; Reinsberg… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon