-
21 обида
ngener. krenking, belediging, grief, grieve, schimp, smaad -
22 обижать
vgener. krenken, bezeren, een belediging aandoen, grieven, toucheren -
23 оскорбление
n1) gener. belediging, kwetsing, beschimping, gesmaal, hoon, krenking, mortificatie, schimp2) liter. aanranding, een klap in het gezicht, een snede over het gezicht -
24 повреждение
ngener. belediging, kreuk, kreukel, schending, bandepech, beschadiging, blessure, blessuur, letsel -
25 поражение
ngener. nederlaag, (лёгких) aantasting, belediging (органов, ткани), verslaan -
26 assault
-
27 contumely
n. smaad, hoon, minachting[ kontjoe:mlie, kəntjoe:məlie] 〈meervoud: contumelies〉1 vernedering ⇒ belediging, onbeschaamdheid -
28 he had to pocket that insult
-
29 libel on someone
libel on someone -
30 libel
n. smaad, laster; belastering--------v. belasteren, bekladdenlibel1[ lajbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ criminal criminal/————————libel2〈werkwoord; Brits-Engels libelled〉 -
31 offence
n. overtreding, misdrijf; aanval1 overtreding ⇒ misdrijf, delict, misdaad2 belediging ⇒ aanstoot, ergernis♦voorbeelden:make an act an offence • een daad strafbaar stellencause/give offence to someone • iemand beledigentake offence at • aanstoot nemen aanhe is quick to take offence • hij is lichtgeraaktno offence (meant) • het was niet kwaad bedoeld -
32 offense
-
33 opprobrium
n. belediging; smaad♦voorbeelden: -
34 personally
adv. persoonlijk; op persoonlijke wijze; zelf-[ pə:snəlie]1 persoonlijk ⇒ in (eigen) persoon, zelf♦voorbeelden: -
35 pocket
adj. klein; tot de zak behorend--------n. zak; zak (in zak steken); oliezak (in grond)--------v. zakkenrollen; in zak steken; verdienen; een bal erin rollen (bij biljard)pocket1[ pokkit] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 erts/olieader♦voorbeelden:have something in one's pocket • ergens (bijna) in geslaagd zijnline one's pockets • zijn zakken vullen, (op een oneerlijke manier) rijk wordenI was twenty dollars out of pocket • ik ben twintig dollar kwijtgeraakt————————pocket2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
36 resentment
n. boosheid; gramschap; belediging[ rizzentmənt] -
37 smart over/under an insult
smart over/under an insult -
38 smart
adj. vinnig; f; bijdehand; handig; chic, keurig; pienter; knap--------n. sterke pijn--------v. pijn, pijn doen, pijn lijden; schrijnensmart1[ sma:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————smart2〈bijvoeglijk naamwoord; smartness〉2 bijdehand ⇒ slim, gevat3 sluw♦voorbeelden:smart talker • vlotte prater4 how smart you look! • wat zie je er mooi uit!don't (you) get smart (with me)! • niet te slim/brutaal worden, hè!look smart! • schiet op!————————smart3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:smart over/under an insult • zich gekwetst voelen door een belediging -
39 stomach
-
40 studied insult
Страницы
См. также в других словарях:
belediging — afrontu … Woordenlijst Sranan