-
1 begaafdheid
talento; talentoDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > begaafdheid
-
2 дарование
begaafdheid, talent, gave -
3 talent
-
4 disposition
disposition [diespooziesjõ]〈v.〉1 indeling ⇒ schikking, inrichting4 neiging ⇒ stemming, zin♦voorbeelden:être dans de bonnes, mauvaises dispositions • een goed, slecht humeur hebben1. f1) indeling, inrichting2) beschikking3) bepaling4) neiging2. dispositionsf pl1) maatregelen2) aanleg, begaafdheid -
5 talento
aanleg, begaafdheid [F], gave [M(F)], talent; talent; aanleg, begaafdheid, gave, talentDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > talento
-
6 talento
aanleg, begaafdheid [F], gave [M(F)], talent; talent; aanleg, begaafdheid, gave, talent -
7 способность
aanleg, begaafdheid, bekwaamheid ; vermogen, capaciteit -
8 талант
talent, begaafdheid -
9 одарённость
ngener. begaafdheid, bekwaamheid, geestesgaven -
10 способности
ngener. begaafdheid -
11 талантливость
ngener. begaafdheid -
12 aptitude
-
13 endowment
n. gave, talent; gift, schenking[ indaumənt]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉1 gave ⇒ begaafdheid, talent2 gift ⇒ schenking, dotatie1 het schenken ⇒ begiftiging, bekostiging -
14 genius
n. beschermengel of geest (Romeinse Mythologie); iemand die veel invloed op een ander heeft; (Islamitische Mythologie), jinnie--------n. groot verstandelijk vermogen; genie; talent, getalenteerd iemand; groot natuurlijk vermogen, talentgenius1[ dzjie:niəs] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook genii〉♦voorbeelden:3 have a genius for • aanleg hebben voor/omhave genius • geniaal zijn————————genius2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: genii〉1 geest♦voorbeelden:good genius • schutsengel -
15 highbrow
adj. een hoge intellectuele begaafdheid hebbend; hoog begaafd of verfijnd; snobistisch, hooghartig--------n. intelectueel, spiritueel mens, snobhighbrow〈 informeel〉♦voorbeelden: -
16 Scholastic Aptitude Test
School Begaafdheid Test (in amerika) (SAT) -
17 aptness
n. begaafdheid, schranderheid -
18 dexterousness
n. handvaardigheid, begaafdheid -
19 dextrously
adv. handvaardigheid, begaafdheid -
20 don
don [dõ]〈m.〉2 aanleg ⇒ talent, gave, begaafdheid♦voorbeelden:le don d'organes • het afstaan van organenles dons de la terre • de voortbrengselen der aardefaire don de qc. à qn. • (aan) iemand iets schenkendon de soi • zelfopofferingavoir un don pour qc. • aanleg voor iets hebbenm1) gave, gift2) aanleg, talent
Страницы
- 1
- 2