-
1 beboteren
v. butter, spread with butter, spread butter on -
2 butter
n. boter--------v. beboterenbutter1[ buttə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boter♦voorbeelden:¶ (he looks as if) butter wouldn't melt in his mouth • hij lijkt de onschuld zelve, hij lijkt van de prins geen kwaad te weten————————butter2〈 werkwoord〉1 beboteren ⇒ besmeren (met boter), in boter bereiden→ butter up butter up/ -
3 beurrer
-
4 buttern
buttern2 boteren, tot boter wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beboteren, met boter (be)smeren2 〈 sport en spel〉knallen, schieten♦voorbeelden:¶ Geld in ein Projekt buttern • geld in een project steken, stoppen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский