-
1 высадить
afzetten, ontschepen, aan land zetten ; uitpoten, verplanten -
2 высаживать
afzetten, ontschepen, aan land zetten ; uitpoten, verplanten -
3 снимать
vgener. afdoen, afhalen, afleggen (одежду и т.п.), afnemen, aftrekken, afzetten, onderhuren, opbreken (лагерь, осаду), uitdoen, uittrekken (одежду, обувь), afdekken (покрытие), afhuren (дом, квартиру), afkrijgen (с трудом), aflichten, afscheppen (сливки, пенки; тж. перен.), afstrijken, aftillen, aftuigen (àðìî), afwerpen, afzetten (с работы), kiekjes maken, opdoen, opnemen (деньги из банка, банкомата), plukken (урожай) -
4 выключить
uitschakelen, afzetten -
5 выключать
uitschakelen, afzetten -
6 свергать
omverwerpen, afzetten, ten val brengen -
7 ампутировать
vgener. afzetten, amputeren -
8 выбрасывать
v1) gener. uitgooien, uitschieten, uitwerpen, weggooien, wegwerpen, afzetten (товары на рынок), uitsmijten2) liter. over boord gooien -
9 выгружать
vgener. afstapelen, afpakken, afzetten, debarkeren, afladen, lossen, ontschepen (с корабля), uitladen -
10 выключать
v1) gener. afsluiten (свет, газ), afzetten (мотор и т.п.), uitdraaien (газ, электричество)2) electr. uitschakelen -
11 вырубать
vgener. afhakken, afzetten (ôåñ), kappen (лес и т.п.), uithakken, uithouwen, weghakken -
12 высаживать
vgener. aanzetten (на берег), landen, uittrappen, uitzetten, afzetten (пассажира), bepoten (растения), ontschepen, uitplanten (растения), uitpoten (растения), verspenen (растения) -
13 обманывать
v1) gener. voor de zot houden (фламандский), tillen, voor de gek houden, afzetten, beduivelen, beduvelen, beethebben, beliegen, beschamen (надежды), frauderen, knoeien, oplichten, verschalken, (iem.) er door halen (кого-л.), (iem.) in de nek zien, (iem.) in de nek zien (кого-л.), (iem.) knolien voor citroenen verkopen (кого-л.), (iem.) om de tuin leiden (кого-л.), bedriegen, bedrog plegen, begoochelen, duperen, fraude plegen, (только inf) lorrendraaien, misleiden, mystificeren, voorspiegelen2) colloq. linken, verlakken, vernikkelen, bedonderen, bedotten, beetnemen3) liter. (iem.) een rad voor de ogen draaien, (iem.) tuk hebben (кого-л.), goochelen4) rude.expr. belazeren -
14 обносить
vgener. afzetten (оградой), omdragen, rondbrengen, rondgaan (кушаньем), rondlopen (кушаньем), een rondje geven (вином), rondbezorgen, ronddienen -
15 обносить колючей проволокой
vgener. met prikkeldraad afzettenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > обносить колючей проволокой
-
16 обсчитывать
-
17 обшивать
vgener. schoeien, afkanten, afzetten, bekleden, beslaan (железом и т.п.), omzomen, randen -
18 обшивать кружевами
vgener. met kant afzettenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > обшивать кружевами
-
19 окаймлять
vgener. afzetten, boorden, garneren, bezomen, omranden, omzomen, randen -
20 определять местонахождение
vgener. afzettenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > определять местонахождение
- 1
- 2