-
1 débit
débit [deebie]〈m.〉4 nota ⇒ verkoopbon, factuur, rekening♦voorbeelden:le débit d'une rivière • het (water)debiet van een rivier5 débit de boissons • café, barm1) opbrengst2) vermogen, capaciteit3) afzet4) factuur5) verkooppunt7) debet, schuld8) (het) afzagen [hout]9) debetpost -
2 débouché
débouché [deeboesĵee]〈m.〉1 afzet ⇒ afzetgebied, -marktm1) afzetgebied2) toekomstmogelijkheden [beroep]3) uitweg, uitgang -
3 écoulement
écoulement [eekoelmã]〈m.〉1 (het) weg-, uitstromen ⇒ afwatering, lozing, afvoer3 (het) verstrijken ⇒ (het) voorbijgaan, verloop♦voorbeelden: -
4 spoliateur
spoliateur [spollie.aatur],spoliatrice [spollie.aatries]〈m., v.〉1 berover ⇒ plunderaar(ster), afzet(s)ter
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский