-
1 знать о
ngener. afweten -
2 знать толк в
-
3 отказать
vgener. afweten, de bons geven (от места) -
4 отказаться
-
5 be well up in/on
be well up in/onveel afweten van, goed op de hoogte zijn van -
6 fail
n. onvoldoende (schoolexamen), falen--------v. mislukken, (laten) zakken; nalaten; in de steek laten; oprakenfail1♦voorbeelden:¶ without fail • zonder mankeren/falen, stellig————————fail21 tekortschieten ⇒ ontbreken, het begeven2 afnemen ⇒ op raken, verzwakken4 mislukken ⇒ het niet halen, het laten afweten♦voorbeelden:words failed me • ik kon geen woorden vindenthe crops will fail this year • de oogst zal dit jaar mislukkenhe failed in his duty • hij deed zijn plicht nietII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nalaten ⇒ niet in staat zijn/er niet in slagen♦voorbeelden: -
7 up
adj. wakker; staand--------adv. boven--------n. helling, opgang; stijging--------v. (plotseling) de hoogte in jagen, verhogenup1♦voorbeelden:¶ ups and downs • wisselvalligheden, voor- en tegenspoed〈 informeel〉 on the up-and-up • 〈 voornamelijk Brits-Engels〉gestaag stijgend/vooruitgaand; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉eerlijk, openhartig————————up21 omhoog- ⇒ op-, opgaand♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 (om)hoog ⇒ hoger(geplaatst), op, rechtstaand2 op ⇒ uit bed, wakker5 gestegen9 om ⇒ op, voorbij♦voorbeelden:that matter is up for discussion • die zaak is voor discussie vatbaar9 time's up • de/je tijd is om/verstreken10 be well up in/on • veel afweten van, goed op de hoogte zijn vanI'm not up on this subject • ik weet geen snars van dit onderwerp af¶ what's up? • wat gebeurt er (hier)?up and about/around • weer op de been, (druk) in de weer♦voorbeelden:1 the road up • de weg omhoog/naar boven————————up3〈 upped〉♦voorbeelden:1 she upped and left • zij vertrok plotseling/zomaar1 (plotseling) de hoogte in jagen ⇒ verhogen, (abrupt) doen stijgen♦voorbeelden:————————up4[ up] 〈bijwoord; vaak predicatief〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉 omhoog ⇒ op, naar boven, sterker, hoger, meer, verder 〈enz.〉, op-, uit-2 te voorschijn ⇒ zichtbaar, voor, uit-, over-4 〈 plaats of richting〉in/naar ⇒ 〈 Brits-Engels in het bijzonder〉 in/naar de universiteit(sstad)/Londen♦voorbeelden:hands up! • handen omhoog!face up • met de bovenkant omhoogup the republic • leve de republiekcome up for air • aan de oppervlakte komen om lucht te happenhelp her up • help haar opstaanlive up in the hills • boven in de bergen wonenpuffed up • opgeblazensail up against the wind • tegen de wind in zeilenshe tore up the flowers • ze rukte de bloemen uit de grondturn up the music • zet de muziek harderhe went up north • hij ging naar het noordenup and down • op en neer, heen en weerup through history • door heel de geschiedenis heenup till/to now • tot nu toeup to and including • tot en metsums of up to sixty pounds • bedragen tot zestig pondfrom £4 up • vanaf vier pondfrom then on up • van dan af aanchildren from six years up • kinderen van zes jaar en ouderown up • bekennenit will turn up • het zal wel aan het licht komendrink up • drink je glas uitall sold up • helemaal uitverkochtup and down • overalI don't feel up to it • ik voel er mij niet toe in staat————————up5〈 voorzetsel〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ boven in/op, omhoog♦voorbeelden:up the coast to Edinburgh • langs de kust omhoog naar Edinburghit's up the coast from here • het is hier vandaan verder langs de kustup (the) river • stroomopwaartsup the stairs • de trap opup the street • verderop in de straatup the valley • (verder) het dal in¶ up and down the country • door/in het gehele land→ yours yours/ -
8 not with it
er niet bij zijn (verstrooid, in shock, niets van de zaken afweten) -
9 absent
absent [aapsã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉2 vermist♦voorbeelden:la précision est absente de ce rapport • dit rapport mist elke nauwkeurigheid〈 spreekwoord〉 les absents ont toujours tort • de afwezigen hebben altijd ongelijk, waar je niet bij bent, wordt je het hoofd niet gewassenun(e) absent(e) • afwezigeadj1) afwezig2) verstrooid3) vermist, spoorloos verdwenen -
10 combine
-
11 ignorant
ignorant [ienjorrã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 onwetend ⇒ onkundig, dom♦voorbeelden:faire l' ignorant • zich van den domme houdenun(e) ignorant(e) • weetnietadjonwetend, onkundig -
12 répondre absent
répondre absent -
13 être dans la combine
être dans la combinevan iets afweten, (eraan) meedoen -
14 être ignorant en histoire
être ignorant en histoireDictionnaire français-néerlandais > être ignorant en histoire
-
15 Dienst
〈m.; Dienst(e)s, Dienste〉3 dienst(tak)afdeling, beheer ⇒ instelling♦voorbeelden:außer Dienst • in ruste, gepensioneerdjemandem den Dienst versagen • het begeven, het laten afwetenDienst am Kunden • klantenservicejemandem zu Diensten stehen • tot iemands dienst staanden Dienst antreten • met het werk beginnenDienst nach Vorschrift machen • een stiptheidsactie houden, voerenOffizier vom Dienst • dienstdoend officier -
16 abschnallen
abschnallen1 afhaken, het laten afweten♦voorbeelden:1 da schnallst du ab! • daar sta je van te kijken!, ongelofelijk zeg!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af-, losgespen ⇒ ontgordelen, afbinden -
17 jemandem den Dienst versagen
het begeven, het laten afwetenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem den Dienst versagen
-
18 loshaben
-
19 mit Autos viel loshaben
mit Autos viel loshaben -
20 unbeleckt
unbeleckt〈informeel; vaak ironisch〉♦voorbeelden:von etwas unbeleckt sein • van iets niets afweten
- 1
- 2