-
1 afwegen
1 [nauwkeurig wegen] peser (exactement)2 [overwegen] peser♦voorbeelden:de voor- en nadelen van iets (tegen elkaar) afwegen • peser le pour et le contre de qc. -
2 afwegen
1 [nauwkeurig wegen] weigh♦voorbeelden: -
3 afwegen
вешать; взвешивать; отвешивать; вывешивать* * *гл.1) общ. рассматривать, вешать, вывешивать (тару), взвешивать, отвешивать2) перен. взвешивать (слова, поступки) -
4 afwegen
I.abwägenII.sorgfältig überlegen -
5 afwegen
v. weigh, dose; consider, think over -
6 afwegen
• to weigh• to weigh out -
7 afwegen
1) väga2) tynga -
8 afwegen
peser -
9 de voor- en nadelen afwegen
de voor- en nadelen afwegen -
10 de voor- en nadelen van iets (tegen elkaar) afwegen
de voor- en nadelen van iets (tegen elkaar) afwegenpeser le pour et le contre de qc.Deens-Russisch woordenboek > de voor- en nadelen van iets (tegen elkaar) afwegen
-
11 kruidenierswaren afwegen
kruidenierswaren afwegen -
12 rechten en plichten (tegen elkaar) afwegen
rechten en plichten (tegen elkaar) afwegenDeens-Russisch woordenboek > rechten en plichten (tegen elkaar) afwegen
-
13 twee dingen tegen elkaar afwegen
twee dingen tegen elkaar afwegenDeens-Russisch woordenboek > twee dingen tegen elkaar afwegen
-
14 de dingen tegen elkaar afwegen
de dingen tegen elkaar afwegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de dingen tegen elkaar afwegen
-
15 de voor- en nadelen (tegen elkaar) afwegen
de voor- en nadelen (tegen elkaar) afwegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de voor- en nadelen (tegen elkaar) afwegen
-
16 de voor- en nadelen afwegen
de voor- en nadelen afwegenweigh the advantages and disadvantages/the pros and consVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de voor- en nadelen afwegen
-
17 de voors en tegens op een rij zetten/tegen elkaar afwegen
de voors en tegens op een rij zetten/tegen elkaar afwegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de voors en tegens op een rij zetten/tegen elkaar afwegen
-
18 to weigh
afwegenwegen -
19 to weigh out
afwegenuitwegen -
20 weigh
v. wegen, afwegen (voorwerp of voorstel); gewichtig zijn; zwaar tillen aan; bewegen tot; doorslag geven; verankeren[ wee]♦voorbeelden:¶ weigh in • bijdragen, steunenweigh against someone/something • ten nadele van iemand/iets werkenweigh in with • aan komen zetten met, te berde brengen1 wegen ⇒ het gewicht hebben/vaststellen (van)♦voorbeelden:it weighs four pounds • het weegt vier pondweigh out • afwegen♦voorbeelden:weigh one's words • zijn woorden wegenweigh up the situation • de situatie opnemenhis marriage problems weigh him down • hij gaat gebukt onder zijn huwelijksproblemen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
- Шведский
afwegen
Страницы