-
1 aftiteling
-
2 aftiteling
-
3 aftiteling
v -
4 générique
générique1 [zĵeeneeriek]〈m.〉————————générique2 [zĵeeneeriek]1 geslachts- ⇒ soort-, generisch, generiek♦voorbeelden:1. m 2. adjgeneriek, soort- -
5 cast list
cast list1 in/aftiteling 〈 bij film〉 -
6 credit titles
credit titles -
7 credit
n. krediet, afbetaling; vertrouwen; recht, voorrecht; waardering; eer; in zijn voordeel--------v. geloven; crediterencredit1[ kreddit]♦voorbeelden:1 krediet3 tegoed ⇒ spaarbanktegoed, positief saldo♦voorbeelden:1 unlimited credit • onbeperkt/blanco kredietbuy on credit • op krediet/afbetaling kopen2 eer ⇒ lof, verdienste3 krediet(waardigheid) ⇒ solventie, goede naam♦voorbeelden:do you give credit to that story? • hecht jij enig geloof aan dat verhaal?lend credit to • bevestigen, geloofwaardig maken2 it does you credit, it is to your credit, it reflects credit on you • het siert je, het strekt je tot eerhe took the credit for it • hij ging met de eer strijkenthey have 30 albums to their credit • ze hebben 30 elpees op hun naamIV 〈 meervoud〉————————credit2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 credit an amount to someone/to someone's account, credit someone with an amount • iemand voor een bedrag crediteren -
8 title
n. titel, rang, eretitel, kop (in een krant), titel (van een boek); recht; eigendom; kampioenschap--------v. bij naam noemen; in de koppen (van de krant) zetten[ tajtl] -
9 Abspann
-
10 Nachspann
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский