-
1 deterrent
-
2 dread
n. angst, vrees--------v. angstig zijn, vrezendread1[ dred] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (doods)angst ⇒ vrees, schrik♦voorbeelden:————————dread2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 gevreesd ⇒ angstaanjagend, ontzagwekkend♦voorbeelden:————————dread3〈 werkwoord〉1 vrezen ⇒ erg opzien tegen, doodsbang zijn (voor)♦voorbeelden:1 I dread to think (of) what will happen to him • ik moet er niet aan denken wat hem allemaal zal overkomen -
3 exemplary
-
4 fearsome
adj. bangmakend, dreigend, vreselijk[ fiəsəm] -
5 forbidding
-
6 the dread hand of God
-
7 warning
adj. gewaarschuwd--------n. waarschuwing; mededeling die van tevoren gegeven iswarning1[ wo:ning] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:take warning • met een waarschuwing rekening houden————————warning2♦voorbeelden: -
8 as a deterrent
als afschrikwekkend middel -
9 fearsomely
adv. afschrikwekkend, ontzaglijk; bedreigend -
10 forbiddingly
adv. afschrikwekkend, afstotend, onaanlokkelijk
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский