-
1 afmeten
1 mesurer♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iets met de ogen afmeten • mesurer qc. des yeuxhet loon naar de kwaliteit van het werk afmeten • mesurer le salaire à la qualité du travailde verdiensten van twee personen tegen elkaar afmeten • comparer les mérites de deux personnes -
2 afmeten
1 [opmeten] measure (off)3 [met betrekking tot stoffen] measure (off)4 [toemeten] measure (out)♦voorbeelden:2 de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagden • judge the quality of a course from the number of passes -
3 afmeten
отмерить; обмерить; отмежевать; отсчитать; соразмерить; мерить на свой аршин; времени в обрез; измерять; отмерять; взвешивать; рассчитывать; отмежёвывать* * *гл.общ. взвешивать, измерять, отмежёвывать, отмерять, рассчитывать (время) -
4 afmeten
v. measure, estimate, proportion, dose -
5 afmeten
mesurer -
6 afmeten
midi -
7 de verdiensten van twee personen tegen elkaar afmeten
de verdiensten van twee personen tegen elkaar afmetenDeens-Russisch woordenboek > de verdiensten van twee personen tegen elkaar afmeten
-
8 het loon naar de kwaliteit van het werk afmeten
het loon naar de kwaliteit van het werk afmetenDeens-Russisch woordenboek > het loon naar de kwaliteit van het werk afmeten
-
9 iets met de ogen afmeten
iets met de ogen afmetenmesurer qc. des yeux -
10 zijn woorden nauwkeurig afmeten
zijn woorden nauwkeurig afmetenDeens-Russisch woordenboek > zijn woorden nauwkeurig afmeten
-
11 de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagden
de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagdenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagden
-
12 een tuin afmeten
een tuin afmetenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een tuin afmeten
-
13 p.p. îò afmeten
gener. afgemeten -
14 afpassen
-
15 afpassen
-
16 afgemeten
мерный, размеренный, чеканный; чопорный; размеренный; мерный* * *прил.общ. p.p. îò afmeten, размеренный, мерный -
17 взвешивать
v1) gener. afmeten, uitwegen, wegen, afwegen, bezien, in aanschouw nemen, nagaan, opwegen tegen, (мысленно) overdenken, overwegen, reflecteren, zich bezinnen2) liter. afwegen (слова, поступки) -
18 измерять
vgener. afmeten, afpassen, ijken, opnemen (температуру), meten, opmeten, uitmeten -
19 отмежёвывать
vgener. afmeten -
20 отмерять
vgener. passen, afmeten, opmeten, uitmeten
- 1
- 2