-
1 afmeten
1 [opmeten] measure (off)3 [met betrekking tot stoffen] measure (off)4 [toemeten] measure (out)♦voorbeelden:2 de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagden • judge the quality of a course from the number of passes -
2 afmeten
v. measure, estimate, proportion, dose -
3 de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagden
de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagdenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de kwaliteit van een opleiding afmeten aan het aantal geslaagden
-
4 een tuin afmeten
een tuin afmetenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een tuin afmeten
-
5 afpassen
-
6 afmeting
♦voorbeelden:1 de afmetingen van de kamer • the dimensions/size of the roomenorme afmetingen aannemen • assume enormous proportions -
7 uitmeten
1 [uitvoerig bespreken] enlarge/expatiate (up)on2 [afmeten] measure (out)♦voorbeelden:1 de voordelen van iets breed uitmeten • make much of/enlarge (up)on the advantages of something -
8 verdelen
2 [in delen afmeten] divide (up)4 [evenwichtig spreiden] spread♦voorbeelden:4 de taken verdelen • allocate/share (out) the taskshet werk over een paar jaar verdelen • spread the work over a few yearsde kosten verdelen over • distribute/spread the costs amongII 〈wederkerend werkwoord; zich verdelen〉♦voorbeelden:1 de rivier verdeelt zich hier in twee takken • the river divides/forks here
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Пенджабский
- Русский
- Французский