-
1 aflezen
1 [uitlezen] finish (reading)2 [ten einde toe voorlezen] read out (the whole of)3 [met betrekking tot meetwerktuigen] read (off)♦voorbeelden:hij leest heel wat af • he reads a lot2 een lijst/namen aflezen • read out a list, call out names, call the names -
2 aflezen
v. finish reading; deduce -
3 aflezen
• to read -
4 de temperatuur aflezen
de temperatuur aflezenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de temperatuur aflezen
-
5 een lijst/namen aflezen
een lijst/namen aflezenread out a list, call out names, call the namesVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een lijst/namen aflezen
-
6 hij wilde eerst de brief aflezen
hij wilde eerst de brief aflezenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij wilde eerst de brief aflezen
-
7 instrumenten aflezen
instrumenten aflezenread instruments/dialsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > instrumenten aflezen
-
8 instrument
1 [apparaat] instrument3 [muziekinstrument] (musical) instrument♦voorbeelden:1 gevoelige instrumenten • 〈 gevoelig voor invloeden〉 delicate instruments; 〈 nauwkeurig〉 sensitive instrumentsinstrumenten aflezen • read instruments/dials -
9 temperatuur
♦voorbeelden:de temperatuur aflezen • read the temperature(de) temperatuur opnemen • take someone's/something's temperaturede temperatuur stijgt/daalt/zakt • the temperature is rising/falling/droppingwater kookt bij een temperatuur van 100° C • water boils at a temperature of 100° C.op temperatuur brengen • warm up
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Пенджабский
- Русский
- Французский
- Шведский