-
1 afhollen
1 [naar beneden hollen] charge/rush/dash downII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [hollend afleggen] charge along/down -
2 afhollen
v. run down -
3 de trap afhollen
de trap afhollenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de trap afhollen
-
4 trap
2 [schop] kick3 [het trappen op de fiets] pedalling4 [graad, mate] level5 [stadium] stage6 [trede] step7 [taalkunde] degree8 [deel van een raket] stage♦voorbeelden:de trap afgaan • go down(stairs)de trap afhollen • charge down the stairsiemand de trap afschoppen • kick someone downstairstrappen lopen • go up and down stairsde trap opgaan • go upstairsboven/onder/beneden aan de trap • at the head/at the foot/bottom of the stairsvan de trap vallen • fall down the stairsovertreffende trap • superlativestellende trap • positivevergrotende trap • comparative
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский