-
1 сдавать
afgeven, afleveren ; overgeven -
2 сдать
afgeven, afleveren ; overgeven -
3 искрить
vonken, vonken afgeven -
4 отдать
teruggeven, terugbetalen, afgeven, weggeven -
5 отдавать
teruggeven, terugbetalen, afgeven, weggeven -
6 вести огонь
-
7 вмешиваться
vgener. interfereren, tussenkomen (Áåôüãèéñêîå âûðàæåíèå http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=tussenkomen), ingrijpen, tussenbeide komen, zich bemoeien met (iets) (во что-л.), zich inlaten met (iets) (во что-л.), zich inmengen, zich meleren (in-âî ÷òî-ô.), zich mengen, zich met (iets) afgeven (во что-л.), zich moeien (во что-л.) -
8 вручать
vgener. renvoyeren, afgeven, afleveren, indienen, inleveren, overgeven, overhandigen, terhandstellen, uitreiken (ïðèç) -
9 выдавать вексель
vgener. een wissel afgeven (op-íà) -
10 выпускать акции
vecon. aandelen afgeven -
11 доставлять донесение
vgener. een boodschap afgevenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > доставлять донесение
-
12 заниматься
vgener. drijven (чем-л.), uitoefenen (ремеслом, торговлей и т.п.), beoefenen (чем-л.), dagen (о заре), doen aan (iets) (чем-л.), ergens (aan) mee bezig zijn (чем-л.), zich met (iets) afgeven (чем-л.), zich met (iets) bezighouden (чем-л.), zich met (iets) ophouden (чем-л.), zich occuperen met (чем-л., кем-л.) -
13 злословить
vgener. afgeven op (iets, iem.), kwaadspreken -
14 испускать
v -
15 линять
vgener. afgeven, doorlopen (о краске), haren, verbleken, verkleuren (о краске), verschieten, muiten (о птицах, змеях), ruien (о животных, птицах), verharen (о животных), vervellen -
16 отдавать
v1) gener. afgeven, afleveren, besteden (в учение), overgeven, overleveren, vergeven, afstaan, geven, laten aflopen (канат), schaken (канат и т.п.), smaken, teruggeven, wegdoen, weggeven, wegschenken2) navy. afvieren, losgooien (конец, трос), vieren (канат)3) milit. achteruitwerken (о ружье)4) law. (приказ) gelegd -
17 пачкаться
vgener. afgeven, afvlakken, afvlekken, knoeien, smetten, smoezelen -
18 передавать
vgener. overbrengen (привет и т.п.), overdragen, overgeven, overleveren (из поколения в поколение), uitzenden (по радио, по телевидению), vertolken, afgeven, communiceren, doorgeven, mededelen, meedelen, overhandigen, overreiken, reiken, relayeren (по радио), ter hand stellen, transmitteren, voortzeggen (словами), wedergeven (чувства и т.п.), weergeven (чувства и т.п.) -
19 поносить
vgener. affronteren, afgeven op (iets, iem.) (кого-л., в его отсутствие), beschimpen, blameren, kwaadspreken (кого-л.), schelden (op-êîãî-ô.), schimpen (op-êîãî-ô.), smaden, smalen, verguizen -
20 ругать
vgener. vloeken, (iem.) met scheldwoorden bejegenen, afgeven op (iets, iem.) (что-л., кого-л.), beschimpen, schelden, schimpen, smaden, tegen (iem.) uitpakken (кого-л.), uit schelden, uitmaken, uitschelden
- 1
- 2