-
1 achterdeurtje
〈 figuurlijk〉♦voorbeelden:een achterdeurtje openhouden • se ménager une (porte de) sortiedoor, langs een achterdeurtje weer binnenkomen • rentrer par la petite porte -
2 achterdeurtje
сущ.уменьш. achterdeur -
3 door, langs een achterdeurtje weer binnenkomen
door, langs een achterdeurtje weer binnenkomenDeens-Russisch woordenboek > door, langs een achterdeurtje weer binnenkomen
-
4 een achterdeurtje openhouden
een achterdeurtje openhouden -
5 hij heeft nog een achterdeurtje
hij heeft nog een achterdeurtjeDeens-Russisch woordenboek > hij heeft nog een achterdeurtje
-
6 een achterdeurtje openhouden
оставить лазейку; обеспечить себе путь к отступлению* * *гл.перен. обеспечить себе путь к отступлению, оставить лазейку -
7 achterdeur
dimin. achterdeurtje -
8 обеспечить себе путь к отступлению
vliter. een achterdeurtje openhoudenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > обеспечить себе путь к отступлению
-
9 оставить лазейку
-
10 fenêtre
fenêtre [fənetr]〈v.〉♦voorbeelden:fenêtre à guillotine • schuifraamfenêtre basculante • kantel-, klapraamfenêtre dormante, à châssis dormant • vast venster, niet opengaand vensterfausse fenêtre • blind venster〈 figuurlijk〉 entrer, rentrer, revenir par la fenêtre • binnenkomen, terugkomen door een achterdeurtjeà la fenêtre • voor het raampasser par la fenêtre • door het raam naar binnen gaanfraam, venster -
11 ménager
ménager1 [meenaazĵee],ménagère [meenaazĵer]♦voorbeelden:→ salon————————ménager2 [meenaazĵee]1 sparen ⇒ zuinig (aan)doen met, met mate gebruiken2 ontzien ⇒ voorzichtig omgaan met, met respect behandelen3 regelen ⇒ zorgen voor, bezorgen4 aanbrengen ⇒ plaatsen, maken♦voorbeelden:1 ménagez vos expressions! • let op uw woorden!ne pas ménager ses paroles • geen blad voor de mond nemenménager son temps • zijn tijd goed, optimaal gebruikenn'avoir rien à ménager • nergens op hoeven te letten→ monture2 zichzelf bezorgen ⇒ zorgen voor, gedaan krijgen♦voorbeelden:se ménager du temps • tijd vrij zien te makenv1) sparen, zuinig zijn (met)3) regelen4) aanbrengen, maken -
12 porte
porte [port]〈v.〉3 poort ⇒ bergengte, -pas♦voorbeelden:porte de communication • tussendeurporte d'entrée • ingangporte de secours • nooduitgangporte de service • personeelsingangporte à tambour • draaideurporte cochère • koetspoortporte coulissante, roulante • schuifdeurporte vitrée • glazen deurfaire du porte à porte • huis aan huis verkopenfermer, refuser sa porte à qn. • iemand de toegang tot z'n huis ontzeggenfermer sa porte au nez de qn. • iemand bruut wegjagenforcer la porte de qn. • bij iemand binnendringenfrapper à la bonne porte • bij de juiste persoon aankloppenfrapper à toutes les portes • overal om hulp aankloppenmettre qn. à la porte • iemand de deur uitzetten, iemand wegsturenouvrir la porte à qc. • de deur voor iets openzettenouvrir la porte à qn. • iemand gastvrij ontvangenpasser la porte • weggaan; ontslagen wordenporte à porte • naast elkaarà la porte! • d'r uit!à ma (ta, sa …) porte • vlakbij (huis), om de hoekde porte à porte, de porte en porte • van huis tot huis2 les portes de Paris • de invals-, uitvalswegen van Parijsaux portes de • onder de rook van, vlakbijêtre aimable comme une porte de prison • erg onvriendelijk zijnf1) deur2) poort3) toegang -
13 sortie
sortie [sortie]〈v.〉4 uitvoer♦voorbeelden:〈 informeel〉 être de sortie • van plan zijn uit te gaan, uit zijnse ménager une (porte de) sortie • een achterdeurtje openhoudenf1) uitgang2) afrit3) uitstapje4) uitval5) vertrek6) uitgave [boekhouding]7) uitvoer [computer]8) (het) uitkomen [boek] -
14 ménager une porte de sortie
ménager une porte de sortieDictionnaire français-néerlandais > ménager une porte de sortie
-
15 porte de sortie
porte de sortieuitgang; 〈 figuurlijk〉uitweg, achterdeurtje -
16 entrer, rentrer, revenir par la fenêtre
entrer, rentrer, revenir par la fenêtrebinnenkomen, terugkomen door een achterdeurtjeDictionnaire français-néerlandais > entrer, rentrer, revenir par la fenêtre
-
17 se ménager une sortie
se ménager une (porte de) sortie -
18 subterfuge
-
19 обеспечить себе путь к отступлению
vliter. een achterdeurtje openhoudenDutch-russian dictionary > обеспечить себе путь к отступлению
-
20 оставить лазейку
- 1
- 2