-
1 Anstellerei
-
2 Gehabe
-
3 Hokuspokus
-
4 Kokolores
-
5 Komödiantentum
-
6 Komödie
Komödie〈v.; Komödie, Komödien〉2 blijspel, komedie(stuk)3 komedie(gebouw), (klein) theater4 〈 figuurlijk〉aanstellerij, komedie(spel) -
7 Mache
-
8 Mätzchen
-
9 Pimpelei
-
10 Theater
Theater〈o.; Theaters, Theater〉2 〈informeel; pejoratief〉(kouwe) drukte, gedoe ⇒ gedonder, herrie, theater♦voorbeelden:demnächst in diesem Theater • (a) binnenkort op dit scherm, in dit theater; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 binnenkortzum Theater gehen • bij het toneel gaan2 das wird bestimmt Theater geben! • daar komt beslist herrie, gedonder van!mach kein Theater! • stel je niet zo aan!Schluss mit dem Theater! • hou op met dat gedonder!ein furchtbares Theater wegen einer Sache aufführen • een drukte van belang om iets maken -
11 Tuerei
-
12 Ziererei
-
13 alles nur Theater
-
14 lass die Mätzchen
lass die Mätzchen!hou op met die aanstellerij!
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский