-
1 aanstampen
-
2 aanstampen
-
3 aanstampen
утоптать, трамбовать утрамбовать, уплотнить; утрамбовывать; трамбовать; утаптывать* * *гл.общ. трамбовать, утаптывать, утрамбовывать -
4 aanstampen
v. ram, tamp -
5 aanstampen
fouler aux pieds, marcher sur, piétiner -
6 het aanstampen
het aanstampen -
7 трамбовать
vgener. stampen, aanstampen -
8 утаптывать
vgener. aanstampen, aantrappen -
9 утрамбовывать
vgener. aanstampen, instampen -
10 stampen
1 [de voet met kracht neerstoten] taper du pied2 [m.b.t. machines] trépider3 [m.b.t. schepen] tanguer4 [trappen] donner un coup de pied♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door stoten kleiner maken, mengen] écraser2 [door stoten aanstampen] tasser♦voorbeelden: -
11 stampen
1 [de voet met kracht neerstoten] stamp2 [met betrekking tot machines] thump4 [krachtig op iets stoten] bump, knock♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 [door stoten doppen] thresh, thrash♦voorbeelden:gestampte muisjes • aniseed (sugar) crumble
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский