-
1 бросать
v1) gener. aansmijten (а определённом направлении), afwennen (привычку), insmijten (во что-л.), inwerpen (внутрь), keilen, kieperen, kletsen, kogelen, lanceren, laten, ploffen, slingeren, toegooien (кому-л.), toesmijten (кому-л.), toewerpen (кому-л.), uitwerpen (якорь), voorwerpen (кому-л.), werpen, (iets) er aan geven (работу, дело и т.п.), (iets) laten zwemmen, gooien, mikken, prijsgeven, smakken, smijten, toekaatsen (мяч кому-л.)2) colloq. flikkeren3) rude.expr. donderen, lazeren, mieteren -
2 набрасывать
vgener. aansmijten, omgooien (пальто и т.п.), ontwerpen (план, эскиз), aangooien, (бегло) afschaduwen, afschetsen, omhangen, omslingeren (что-л.), overgooien, punteren, uitstippelen -
3 накидывать
vgener. aanschieten (платье), omhangen, omslaan, omslingeren, omwerpen (одежду и т.п.), overgooien, slaan (пальто и т.п.; от-на), aansmijten, een hoger bod doen (öåíó), overleggen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский