-
1 быстрее ехать
advgener. aanrijden, aanstomen -
2 быстрее скакать
-
3 заехать
vgener. bij (iem.) aanrijden (к кому-л.), langskomen -
4 наброситься на
vliter. aanrijden tegen (кого-л.) -
5 наехать на
vgener. aanrijden tegen -
6 накинуться
vliter. aanrijden tegen -
7 наскочить
v1) gener. aanhollen (tegen-íà), aanroeien (tegen-íà), aanzeilen (tegen-íà), aanlopen (tegen-íà), aanrijden tegen, botsen, tegen (iem.) bonzen (на кого-л.)2) navy. omvaren -
8 погонять
vgener. aandrijven, aanjagen, aanrijden, aansporen, aanzetten, opzwepen, stouwen, voortdrijven, aanporren, drijven, voortzwepen (бичом) -
9 подвозить
vgener. aanrijden, toevoeren, (iem.) een lift geven (кого-л., по пути), aanvoeren -
10 подъезжать
-
11 поехать за
vgener. aanrijden op -
12 поскакать
vgener. aanrijden op, omspringen -
13 приезжать
vgener. aankomen, aanrijden, komen, overkomen -
14 прискакать
vgener. aanjagen, aanrijden, aanhuppelen (òæ. komen aanhouding), aanrennen (òæ. komen aanrekenen), aanspringen (òæ. komen aanspreken)
Перевод: с русского на нидерландский
с нидерландского на русский- С нидерландского на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский