-
1 aanrekenen
1 [de schuld geven van] blame (for)2 [voor een bewezen dienst verplicht rekenen] give credit (for)♦voorbeelden: -
2 aanrekenen
1 [de schuld geven van] imputer (qc. à qn.)2 [beschouwen] considérer3 [in rekening brengen] porter au compte de (qn.)♦voorbeelden: -
3 aanrekenen
зачесть за; засчитывать; приписывать* * *(d)засчитывать; перен. приписыватьiem. iets als een verdienste áanrekenen — ставить что-л. в заслугу кому-л.
* * *гл.1) общ. засчитывать2) перен. приписывать -
4 aanrekenen
anrechnen -
5 aanrekenen
v. blame -
6 aanrekenen
-
7 aanrekenen
1) klandra2) klander3) skylla på -
8 het zich tot eer aanrekenen te
het zich tot eer aanrekenen te -
9 iemand iets zwaar aanrekenen
iemand iets zwaar aanrekenentenir rigueur de qc. à qn. -
10 het iemand als verdienste aanrekenen
het iemand als verdienste aanrekenenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het iemand als verdienste aanrekenen
-
11 het iemand niet aanrekenen
het iemand niet aanrekenenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het iemand niet aanrekenen
-
12 iemand iets ernstig aanrekenen
iemand iets ernstig aanrekenenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand iets ernstig aanrekenen
-
13 als een verdienste aanrekenen
союзобщ. (iem., iets) ставить (что-л.) в заслугу (кому-л.) -
14 zich als verdienste aanrekenen
v. make a merit of -
15 imputer
-
16 anrechnen
anrechnen1 aan-, berekenen ⇒ in rekening brengen♦voorbeelden:2 die Untersuchungshaft auf die Gefängnisstrafe anrechnen • het voorarrest van de gevangenisstraf aftrekkenjemandem etwas mit einem Betrag anrechnen • iemand voor iets een bedrag aftrekkenjemandem etwas zur Ehre anrechnen • iemand iets tot eer aanrekenen -
17 aanrennen
погнаться; прибежать; примчаться; прискакать* * *гл.общ. прибежать, погнаться (op-за), примчаться, прискакать (òæ. komen aanrekenen) -
18 засчитывать
vgener. aanrekenen -
19 приписывать
v1) gener. wijten (aan), toedenken (кому-л. что-либо), toerekenen, (iem., iets) aanwrijven, bijschrijven, toedichten (кому-л., что-л.), toekennen, toeschrijven2) liter. aanrekenen -
20 прискакать
vgener. aanjagen, aanrijden, aanhuppelen (òæ. komen aanhouding), aanrennen (òæ. komen aanrekenen), aanspringen (òæ. komen aanspreken)
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
- Шведский
aanrekenen
Страницы