-
1 indicatif
indicatif1 [ẽdiekaatief]〈m.〉♦voorbeelden:————————indicatif2 [ẽdiekaatief]♦voorbeelden:prix indicatif • adviesprijsà titre indicatif • ter informatie1. m1) tune, jingle2) aantonende wijs [taal]3) toegangsnummer [communicatie]2. indicatif/-iveadjaanwijzend, aanduidend -
2 ça
ça1 [saa]〈m.〉 〈 psychologie〉1 Es ⇒ het————————ça2 [saa]3 〈 goed- of afkeurend〉zo ⇒ juist, nee maar5 ‘het’ 〈 de geslachtsdaad aanduidend〉♦voorbeelden:ça dépend • het hangt ervan af2 qui ça? • wie dan?3 c'est ça! • goed zo!c'est comme ça • het is nu eenmaal zocomme ci, comme ça • zo zoc'est toujours ça de pris • dat is alvast binnença alors! • goeie dag!et avec ça? • anders nog iets?ça par exemple! • wel heb je ooit!, wel heb ik van mijn leven!〈 informeel〉 pour ça, oui! • nou en of!
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский