-
61 door de week
door de week -
62 driemaal per week verschijnend
driemaal per week verschijnendVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > driemaal per week verschijnend
-
63 een baan van vijf dagdelen per week
een baan van vijf dagdelen per weeka job for five mornings 〈enz.〉a/per weekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een baan van vijf dagdelen per week
-
64 een keer in de week
een keer in de weekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een keer in de week
-
65 een volle week de tijd hebben
een volle week de tijd hebbenhave a full/whole weekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een volle week de tijd hebben
-
66 een week rust/vakantie
een week rust/vakantiea week's rest/holiday/ AvacationVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een week rust/vakantie
-
67 een week vakantie
een week vakantieVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een week vakantie
-
68 een week weggaan
een week weggaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een week weggaan
-
69 eens in de week
eens in de weekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > eens in de week
-
70 eens in de week/drie maanden
eens in de week/drie maandenonce a week/every three monthsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > eens in de week/drie maanden
-
71 er gaat geen week voorbij zonder dat/of …
er gaat geen week voorbij zonder dat/of …not a week goes by without/but …Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er gaat geen week voorbij zonder dat/of …
-
72 er gaat praktisch geen week voorbij of …
er gaat praktisch geen week voorbij of …hardly a week goes by when/that …Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er gaat praktisch geen week voorbij of …
-
73 er is van de week een hoop water gevallen
er is van de week een hoop water gevallenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er is van de week een hoop water gevallen
-
74 het is in strijd met wat zij verleden week zei
het is in strijd met wat zij verleden week zeiit is inconsistent with/it conflicts with what she said last weekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het is in strijd met wat zij verleden week zei
-
75 iets een week op proef krijgen
iets een week op proef krijgenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets een week op proef krijgen
-
76 ik had het een week geleden nog gezegd
ik had het een week geleden nog gezegdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik had het een week geleden nog gezegd
-
77 ik krijg het elke week in de bus
ik krijg het elke week in de busVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik krijg het elke week in de bus
-
78 ik zag hem vorige week nog
ik zag hem vorige week nogVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik zag hem vorige week nog
-
79 in het midden van de winter/week
in het midden van de winter/weekin the middle of winter/of the weekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in het midden van de winter/week
-
80 komende week
komende week
См. также в других словарях:
week-end — [ wikɛnd ] n. m. • 1906; mot angl., de week « semaine » et end « fin » ♦ Congé de fin de semaine, comprenant la journée ou l après midi du samedi et le dimanche. Des week ends. Partir pour le week end, fam. en week end. « ses parents sont partis… … Encyclopédie Universelle
week — W1S1 [wi:k] n [: Old English; Origin: wicu] 1.) a period of seven days and nights, usually measured in Britain from Monday to Sunday and in the US from Sunday to Saturday once/twice/three times etc a week ▪ Letters were delivered twice a week… … Dictionary of contemporary English
Week-ends — Week end Pour les articles homonymes, voir Week end (homonymie). Le week end (anglicisme) ou weekend ou la fin de semaine (au Québec) est une période hebdomadaire d’un ou deux jours, généralement le samedi et le dimanche, pendant laquelle la… … Wikipédia en Français
Week end — Pour les articles homonymes, voir Week end (homonymie). Le week end (anglicisme) ou weekend ou la fin de semaine (au Québec) est une période hebdomadaire d’un ou deux jours, généralement le samedi et le dimanche, pendant laquelle la plupart des… … Wikipédia en Français
week — [ wik ] noun count *** a period of seven days, usually counted from a Sunday: He travels south two days a week. That left 15 dollars per week for food. last/next week: He will meet his uncle in Boston next week. a. a week in which particular… … Usage of the words and phrases in modern English
week — [wēk] n. [ME weke < OE wicu with lengthened & lowered vowel, akin to Ger woche (OHG wohha) < IE * weig , to bend (see WEAK): basic sense “period of change”] 1. a period of seven days, esp. one beginning with Sunday and ending with Saturday… … English World dictionary
Week-end (Lorie) — Pour les articles homonymes, voir Week end (homonymie). Week end Single par Lorie extrait de l’album Attitudes Face B instrumental … Wikipédia en Français
Week End Tour (Lorie) — Week End Tour Album par Lorie Sortie CD : 4 octobre 2004 DVD : 6 décembre 2004 Enregistrement 13 mars 2004 Lille (Zénith Aréna … Wikipédia en Français
week in and week out — week in (and) week out phrase every week for a long time We don’t have the same menu week in and week out. Thesaurus: happening at particular intervals of timehyponym all the time and alwayssynonym Main entry: week … Useful english dictionary
Week-End (film, 1967) — Pour les articles homonymes, voir Week end (homonymie). Week end est un film franco italien réalisé par Jean Luc Godard et sorti en 1967. Sommaire 1 Synopsis 2 … Wikipédia en Français
week — /week/, n. 1. a period of seven successive days, usually understood as beginning with Sunday and ending with Saturday. 2. a period of seven successive days that begins with or includes an indicated day: the week of June 3; Christmas week. 3.… … Universalium