-
1 figure
n. cijfer, nummer; gestalte; vorm; getal, bedrag; lichaams bouw, figuur; indruk; uitdrukking; voorbeeld--------v. voorkomen, een rol spelen, vanzelf spreken; rekenen, cijferen; menen, gelovenfigure1[ figə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vorm ⇒ contour, omtrek; gedaante, gestalte, figuur5 cijfer7 bedrag ⇒ waarde, prijs♦voorbeelden:keep/lose one's figure • zijn figuur houden/kwijtrakenpublic figure • (algemeen) bekend persoon¶ cut a brilliant/poor/sorry figure • een schitterend/armzalig figuur slaan————————figure21 voorkomen ⇒ een rol spelen, gezien worden♦voorbeelden:figure in a book • in een boek voorkomenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:I figured Fred for a crook • ik dacht dat Fred een oplichter was→ figure out figure out/ -
2 fun
adj. prettig, amusant, gezellig--------n. pret, plezierfun1[ fun] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pret ⇒ vermaak, plezier♦voorbeelden:1 figure of fun • groteske figuur, schertsfiguur〈 informeel〉 fun and games • pretmakerij, iets leuks〈informeel; eufemistisch〉 have fun and games with someone • zich vermaken met iemand, vrijen met iemandbe full of fun • een echte grapjas zijnbe good/great fun • erg amusant zijnhave fun • zich amuseren/vermaken; vrijenmake fun of, poke fun at • voor de gek houden, de draak steken metfor fun, for the fun of it/the thing • voor de aardigheidfor/in fun • voor de grap————————fun21 prettig ⇒ amusant, gezellig♦voorbeelden:a fun person • een aardig iemand -
3 man
interj. "man", uitdrukking of gevoel dat geen werkelijke betekenis heeft (als in "Man, that was a hard task to do", "Man, I am so tired")--------n. man; mens; kerel; echtgenoot; voorwerp (bij een spel)--------v. bemannen, bezettenman1♦voorbeelden:man of figure/mark • man van formaatman of God • priester/domineeman of honour • man van eerman of means/substance/property • bemiddeld/vermogend manman of men • voortreffelijk mensthe man in/on the street • de gewone/doorsnee manman about town • man van de wereld, playboyman and wife • man en vrouwman of his word • een man van zijn woordman of the world • iemand met mensenkennis/ervaringmy (good) man! • m'n beste kerel!the very man • de persoon die men nodig heeft, net wie men zochtdrowning man • drenkelingit is not in a man • dat kan een mens niet(as) man to man/ (as) one man to another • van man tot manthe rights of Man • de mensenrechtento the last man • tot op de laatste manevery man for himself • ieder voor zichman for man • stuk voor stukas a/one man • als één manso many men, so many minds • zoveel hoofden, zoveel zinnen〈 spreekwoord〉 man proposes, God disposes • de mens wikt, God beschikt3 officers and men • officiers en soldaten/manschappenI'm your man • op mij mag/kan je rekenen4 make a man of • volwassen/een man maken vanmake men out of • mannen maken vanplay the/try to be a man • zich stoer houdenbe man enough to • mans genoeg zijn omhalf a man • slappelingmade man • geslaagd manbe enough of a man to • wel zo f zijn om te(all) to a man • eensgezind→ bread bread/, dead dead/, grand grand/, heart heart/, meat meat/, odd odd/, old old/, price price/, young young/————————man2〈werkwoord; manned〉♦voorbeelden:man a post • een post bezetten————————man3〈 tussenwerpsel〉 〈Amerikaans-Engels; informeel〉1 sjonge! -
4 one
adj. een--------n. een--------pron. iemandone1[ wun] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:these come only in ones • deze worden alleen in verpakkingen van één/per stuk verkocht————————one21 〈als vervanging voor eerder genoemd woord; meestal onvertaald〉 (er) een ⇒ 〈 benaming voor〉 (er) eentje 〈 grap, verhaal, drankje, snuiter enz.〉♦voorbeelden:like one dead • als een dodelet's have (a quick) one • laten we er (gauw) eentje gaan drinkenthe one that I like best • degene die ik het leukst vindI'll go him one better • ik zal hem een slag voor zijn/overtroevennever a one • geen enkelehe was one up on me • hij was me net de baasthe one about the generous Scot • die mop over de vrijgevige Schothe's a one for music • hij is een muziekliefhebberthis one's on me • ik trakteer!this one • deze hier2 〈 Brits-Engels〉 one must never pride oneself on one's achievements, 〈 Amerikaans-Engels〉one must never pride himself on his achievements • men mag nooit prat gaan op zijn prestatiesII 〈telwoord; als voornaamwoord〉1 één♦voorbeelden:1 become one • één worden, samenvallen/smeltenone after another • een voor een, de een na de andereone or two • één of twee, een paarhe and I are at one (with one another) • hij en ik zijn het (roerend) eens (met elkaar)one by one • een voor een, de een na de anderone of the members • een van de ledenone to one • één op/tegen éénone to one match • één op één/puntsgewijze overeenkomstas one • als één man¶ one and all • iedereen, jan en allemanI was one too many for him • ik was hem te sterk/te slim af〈 informeel〉 like one o'clock • als een gek, energiekI, for one, will refuse • ik zal in ieder geval weigeren(all) in one • (allemaal) tegelijkertijd/gecombineerd〈 informeel〉 done it in one! • in één keer!, de eerste keer goed!→ one another one another/————————one31 een zeker(e) ⇒ één of ander(e), ene♦voorbeelden:we'll meet again one day • we zullen elkaar ooit weer ontmoetenone Mr. Smith called for you • een zekere Mr. Smith heeft jou gebeldII 〈telwoord; als determinator〉1 één ⇒ enig; 〈 figuurlijk〉 de/hetzelfde; 〈 als versterker, Amerikaans-Engels; informeel〉 enig, hartstikke♦voorbeelden:from one chore to another • van het ene klusje naar het anderethey are all one colour • ze hebben allemaal dezelfde kleurone day out of six • één op de zes dagen, om de zes dagenthey cried out with one voice • ze riepen als uit één mondmy one and only friend • mijn enige echte vriendthe one and only truth • de alleenzaligmakende waarheidone and the same thing • één en dezelfde zaak, precies hetzelfdeneither one thing nor the other • vlees noch vis, halfslachtig
См. также в других словарях:
good — /good/, adj., better, best, n., interj., adv. adj. 1. morally excellent; virtuous; righteous; pious: a good man. 2. satisfactory in quality, quantity, or degree: a good teacher; good health. 3. of high quality; excellent. 4. right; proper; fit:… … Universalium
figure — fig|ure1 W1S1 [ˈfıgə US ˈfıgjər] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(number)¦ 2¦(amount of money)¦ 3¦(person)¦ 4¦(woman s body)¦ 5 father/mother/authority figure 6 figures 7¦(mathematical shape)¦ 8¦(painting/model)¦ 9¦(drawing)¦ … Dictionary of contemporary English
Figure-ground in map design — An effectively designed map is one in which the intended message is clearly communicated to the map user. By employing the concept of figure ground, a viewer can easily distinguish between the main figure on a map and the background information.… … Wikipedia
figure — [[t]fɪ̱gə(r), AM gjər[/t]] ♦ figures, figuring, figured 1) N COUNT A figure is a particular amount expressed as a number, especially a statistic. It would be very nice if we had a true figure of how many people in this country haven t got a job … English dictionary
figure — 01. When he was absent from work, I just [figured] he was sick, but I heard today that he quit. 02. She does a lot of exercise, and has a beautiful [figure] because of it. 03. Can you add up these [figures] for me, and see if you get the same… … Grammatical examples in English
good — [[t]gʊd[/t]] adj. bet•ter, best, n. interj. adv. 1) morally excellent; virtuous; righteous: a good man[/ex] 2) satisfactory in quality, quantity, or degree: a good teacher; good health[/ex] 3) of high quality; excellent: to wear good jewelry[/ex] … From formal English to slang
good — /gʊd / (say good) adjective (better, best) 1. morally excellent; righteous; pious. 2. satisfactory in quality, quantity, or degree; excellent: good food; good health. 3. right; proper; qualified; fit: do whatever seems good to you; her credit is… …
good shape — Synonyms and related words: aesthetic proportions, anality, apple pie order, beauties, belle tournure, bodily charm, bodily grace, charms, curvaceousness, curves, discipline, eupepsia, fine fettle, fine shape, fine whack, glowing health, good… … Moby Thesaurus
good looks — Synonyms and related words: aesthetic proportions, beauties, belle tournure, bodily charm, bodily grace, charms, curvaceousness, curves, good appearance, good effect, good figure, good points, good proportions, good shape, gracefulness, gracility … Moby Thesaurus
good looks — n beauty, loveliness, comeliness, fairness, prettiness, pulchritude; attractiveness, handsomeness, glamour, sexiness, foxiness; nice body, good figure, good build or physique, shapeliness … A Note on the Style of the synonym finder
Good Smile Company — Logo de GOOD SMILE COMPANY LTD. Création 1er mai 2001 à Préfecture de Chiba Dates clés … Wikipédia en Français