-
1 dramaturgie
-
2 dramaturgie
-
3 dramaturgie
dʀamatyʀʒinom féminin ( art) dramatic art* * *[dramatyrʒi] nom féminin2. [traité] treatise on dramatic art -
4 dramaturgie
-
5 dramaturgie
сущ.общ. драматургия -
6 dramaturgie
بحث فى المسرحةفن المسرحة -
7 dramaturgie
1. dramatopisarstwo2. dramaturgia -
8 dramaturgie
f. (gr. dramatourgia) изкуството да се създават драматургични произведения, драматургия. -
9 dramaturgie
f драматурги́я -
10 dramaturgie
драматургия -
11 dramaturgie
nf. dramaturgiya. -
12 драматургия
-
13 acte
acte [aakt]〈m.〉♦voorbeelden:prendre acte de qc. • iets constaterendont acte • waarvan akteactes de terrorisme • terreurdadenfaire acte d'autorité • met gezag optredenfaire acte de candidature • zich kandidaat stellenfaire acte de présence • zich kortstondig ergens vertonen, van zijn aanwezigheid blijk gevenfaire acte de bonne volonté • zijn goede wil tonenpasser aux actes • overgaan tot handelen1. m1) akte, stuk2) daad, handeling3) bedrijf [theater]2. actesm plverslag, handelingen -
14 costume
costume [kostuum]〈m.〉♦voorbeelden:costume tailleur • mantelpak2 en costume d'Adam, d'Eve • in adams-, evakostuumcostume d'apparat • praal-, pronkgewaadcostume de bain • badpakcostume de cérémonie • staatsiekleedcostume de surf • surfpakm1) kostuum, pak2) klederdracht -
15 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
16 enchaîner
enchaîner [ãsĵennee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (logisch) verbinden ⇒ samenvoegen, in samenhang brengen1 (logisch) verband houden ⇒ samenhangen, uit elkaar voortvloeienv2) kluisteren3) samenvoegen4) na een onderbreking doorgaan [theater] -
17 impromptu
impromptu [ẽprõptuu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., bijwoord〉1 geïmproviseerd ⇒ onvoorbereid, onverwacht(s)♦voorbeelden:adj, advgeïmproviseerd, onvoorbereid -
18 intermède
-
19 jeune
jeune [zĵun]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 jong4 jeugdig♦voorbeelden:une jeune fille • een meisjejeunes gens • jongeluijeune homme • jonge man, jongmensmourir jeune • jong stervenles jeunes 〈m.〉 • de jongelui, de jeugd1. m/fjongmens/jonge vrouw2. jeunesm pljeugd, jongeren3. adj1) jong2) recent, nieuw3) naïef4) jeugdig5) uit de jeugd6) krap, kort -
20 rideau
rideau [riedoo]〈m.〉1 gordijn♦voorbeelden:doubles rideaux • overgordijnenrideau transparent • vitrage→ leverrideau de fumée • rookgordijnm
- 1
- 2
См. также в других словарях:
dramaturgie — [ dramatyrʒi ] n. f. • 1775; autre sens 1668; gr. dramatourgia ♦ Didact. Art de la composition dramatique. Dramaturgie et scénographie. Traité de composition dramatique. Adj. DRAMATURGIQUE , 1777 . ● dramaturgie nom féminin (de dramaturge) Art de … Encyclopédie Universelle
dramaturgie — DRAMATURGÍE s.f. 1. Totalitatea operelor dramatice care aparţin unui popor, unei epoci, unei şcoli literare, unui scriitor etc. 2. Arta de a scrie piese de teatru, de a le pune în scenă şi de a le interpreta. – Din fr. dramaturgie. Trimis de… … Dicționar Român
Dramaturgīe — (Dramaturgik, griech.), bei den Griechen Bezeichnung für die Darstellung eines Dramas sowie für die Abfassung eines solchen, während sie Schriften über dramatische Dichtungen und deren Aufführung Didaskalien nannten. In neuerer Zeit hat das Wort… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Dramaturgie — ist die gesammte Wissenschaft aller, auf die dramatische Kunst, sowohl auf Dichtung als Darstellung, bezüglichen Gesetze. Dramaturg ist der ästhetische Leiter eines Theaters. Lessing s Dramaturgie; A. W. Schlegel s Ansichten hierüber, wie L.… … Damen Conversations Lexikon
Dramaturgie — Dramaturgīe (grch.), Lehre vom Wesen der dramat. Poesie und Darstellung. Dramatúrg, Schriftsteller über dramat. Dichtkunst und Bühnenaufführungen; auch der kunstverständige Beirat einer Schauspieldirektion. – Vgl. Prölß (2. Aufl. 1899), Bluthaupt … Kleines Konversations-Lexikon
Dramaturgie — Dramaturgie, griech., die Kunst, Dramen zu dichten und aufzuführen, im engern Sinne die Dramaturgik oder Wissenschaft der Regeln, nach welchen ein Drama oder die Aufführung eines solchen beurtheilt werden soll. Schöpfer der D. ist Lessing durch… … Herders Conversations-Lexikon
Dramaturgie — Die Dramaturgie (von griechisch dramaturgein „ein Drama verfassen“) bezeichnet: einerseits das Kompositionsprinzip eines Theaterstücks, das je nach Epoche variiert, oder auch die Kunst, im Bereich Literatur, Theater, Tanz, Filmkunst, Fernsehen… … Deutsch Wikipedia
Dramaturgie — La dramaturgie (du grec δρᾶμα (action) et du suffixe désignant la science) est tout d abord l’étude ou l’art de la composition théâtrale. Elle est devenue par extension, similaire au storytelling (technique) qui est l art de raconter des… … Wikipédia en Français
Dramaturgie — Dra|ma|tur|gie 〈f. 19; unz.; Theat.〉 1. Wissenschaft vom Drama u. seiner Gestaltung auf der Bühne, Schauspielkunde 2. Tätigkeit des Dramaturgen 3. dramatische Gestaltung, Dramatik 4. Sammlung von Theaterkritiken, z. B. Lessings Hamburgische… … Universal-Lexikon
dramaturgie — (dra ma tur jie) s. f. Art de la composition des pièces de théâtre. Manie de composer des pièces de théâtre. Ce mot, comme dramaturge, se prend presque toujours en mauvaise part. ÉTYMOLOGIE Dramaturge. SUPPLÉMENT AU DICTIONNAIRE… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Dramaturgie — die Dramaturgie (Mittelstufe) Lehre von der Struktur des Dramas Beispiel: Er hat eine Schule für Dramaturgie absolviert … Extremes Deutsch