-
1 ambtgenoot
n. colleague, fellow worker, confrere, coadjutor -
2 ambtsbroeder
n. confrere, colleague, comrade, fellow member -
3 collega
n. colleague, fellow worker -
4 confrater
n. colleague -
5 confrère
n. confrere, colleague, comrade, fellow member -
6 counterpart
n. counterpart, duplicate, equivalent, complement; partner, colleague -
7 medebroeder
n. colleague -
8 ambtgenoot
-
9 bedriegen
♦voorbeelden:zichzelf bedriegen • deceive/delude oneself2 zij bedriegt haar man met een collega • she's being unfaithful to her husband by having an affair with a colleague1 [misleidend zijn] be deceptive♦voorbeelden: -
10 collega
♦voorbeelden: -
11 collegiaal
2 [door een college geleid] collegiate♦voorbeelden:1 zich collegiaal opstellen • be a/behave like a good colleague -
12 confrater
-
13 de oude directeur werd door zijn collega alleen nog geduld
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de oude directeur werd door zijn collega alleen nog geduld
-
14 dulden
♦voorbeelden:1 geen tegenspraak dulden • not bear being contradicted, tolerate no contradiction2 dergelijke overtredingen kunnen niet meer geduld worden • such offences can no longer be toleratedeen voorzitter die geen tegenspraak duldt • a chairman who won't be contradictedde oude directeur werd door zijn collega alleen nog geduld • the old director was now merely tolerated by his colleague -
15 een collega wiens naam ik niet zal noemen
een collega wiens naam ik niet zal noemenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een collega wiens naam ik niet zal noemen
-
16 inspringen
1 [invallen] stand in2 [zich meer naar binnen uitstrekken] be set back3 [boekwezen] be indented4 [met een sprong inkomen] jump/leap in(to)5 [inhaken op] jump/leap on(to) ⇒ seize (up)on♦voorbeelden: -
17 mijn gewaardeerde collega
mijn gewaardeerde collegaVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > mijn gewaardeerde collega
-
18 naam
♦voorbeelden:een man van naam • a man of repute/standingiemand met naam en toenaam noemen • mention someone by (his full) namede eigen naam • one's maiden namehet kan nadelig zijn voor zijn goede naam • it may harm his reputationeen goede/slechte naam hebben • have a good/bad reputation/namedaardoor heeft het beroep een slechte naam gekregen • this has given the profession a bad namezijn naam eer aandoen • live up to one's reputation/namede rol waarmee hij naam heeft gemaakt • the role that made his namedat mag geen naam hebben • that's not worth mentioningde naam hebben (van) rijk te zijn • be said to be richlaat mijn naam erbuiten • leave my name out of thiszijn hond luistert naar de naam Mao • his dog answers to (the name of) Maonaam maken • make a name for oneself (with/as)een collega wiens naam ik niet zal noemen • a colleague who shall remain namelesszijn naam ophouden • live up to one's name/reputationzijn naam ergens onder zetten • sign one's name to somethingde dingen bij de naam noemen • call a spade a spadehij is in naam eigenaar • he is nominally the owner/the owner in name (only)vrij op naam • no legal charges, no law costseen cheque uitschrijven op naam van • make out a cheque tozij heeft vier boeken op haar naam staan • she has four books to her namehet huis staat op zijn naam • the house is in his namete naam stellen van • put in the name often name van, op naam van • in the name ofuit mijn naam • from me, on my behalfiemand van naam kennen • know someone by namewat was uw naam ook weer? • what did you say your name was?de grote namen in het peloton • the big names among the packin naam der wet • in the name of the lawmet name • particularly, in particular -
19 vakgenoot
-
20 voor een collega inspringen
voor een collega inspringenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > voor een collega inspringen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
colleague — col‧league [ˈkɒliːg ǁ ˈkɑː ] noun [countable] someone you work with, used especially by professional people or managers: • a colleague of mine at the bank * * * colleague UK US /ˈkɒliːg/ noun [C] ► WORKPLACE a person that you work with: »He has a … Financial and business terms
colleague — colleague, comrade A colleague (etymologically ‘one chosen along with another’) is a fellow worker, typically a white collar worker. The OED noted that the word was ‘not applied to partners in trade or manufacture’, i.e. blue collar workers. A… … Modern English usage
Colleague — Col league (k[o^]l l[=e]g), n. [F. coll[ e]gue, L. collega one chosen at the same time with another, a partner in office; col + legare to send or choose as deputy. See {Legate}.] A partner or associate in some civil or ecclesiastical office or… … The Collaborative International Dictionary of English
Colleague — Col*league (k[o^]l*l[=e]g ), v. t. & i. To unite or associate with another or with others. [R.] Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
colleague — I noun abettor, accessory, accompanier, accomplice, adjunct, adjutant, adjuvant, advocate, aider and abettor, ally, assistant, associate, attendant, auxiliary, backer, brother, champion, coadjutant, coadjutor, coadjutress, coadjutrix, coadjuvant … Law dictionary
colleague — 1530s, from M.Fr. collègue (16c.), from L. collega partner in office, from com with (see COM (Cf. com )) + leg , stem of legare to choose (see LEGATE (Cf. legate)). So, one chosen to work with another, or one chosen at the same time as anoth … Etymology dictionary
colleague — *partner, copartner, ally, confederate Analogous words: *associate, companion, comrade … New Dictionary of Synonyms
colleague — [n] associate, fellow worker aide, ally, assistant, auxiliary, buddy, chum, coadjutor, cohort, collaborator, companion, compatriot, compeer, comrade, confederate, confrere, coworker, crony, friend, helper, pal, partner, teammate, workmate;… … New thesaurus
colleague — ► NOUN ▪ a person with whom one works. ORIGIN Latin collega partner in office … English terms dictionary
colleague — [käl′ēg΄] n. [Fr collègue < L collega, one chosen along with another < com , with + legare, to appoint as deputy: see LEGATE] a fellow worker in the same profession; associate SYN. ASSOCIATE … English World dictionary
colleague */*/*/ — UK [ˈkɒliːɡ] / US [ˈkɑˌlɪɡ] noun [countable] Word forms colleague : singular colleague plural colleagues someone who works in the same organization or department as you Friends and colleagues will remember him with affection. his Cabinet/party… … English dictionary