-
41 démonstration
démonstration [deemõstraasjõ]〈v.〉2 uiting ⇒ vertoon, betuiging, blijk♦voorbeelden:démonstration d'un nouveau type d'avion • demonstratie met een nieuw vliegtuigtypef2) uiting, vertoon3) demonstratie -
42 élément
élément [eeleemã]〈m.〉1 element♦voorbeelden:enquête qui n'apporte aucun élément nouveau • onderzoek dat geen nieuwe bijzonderheden aan het licht brengtse retrouver dans son élément • in zijn element raken1. m1) element2) bestanddeel3) factor2. élémentsm pl2) eenheden [leger] -
43 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd -
44 printemps
printemps [prẽtã]〈m.〉♦voorbeelden:compter à peine quinze printemps • nauwelijks vijftien lentes tellenmlente, voorjaar -
45 promouvoir
promouvoir [prommoevwaar]〈 werkwoord〉1 bevorderen ⇒ in rang verhogen, in een hogere rang benoemen2 bevorderen ⇒ ontwikkelen, aanmoedigen♦voorbeelden:v1) bevorderen2) stimuleren, aanmoedigen -
46 riche
riche [riesĵ]2 rijk ⇒ weelderig, overvloedig♦voorbeelden:être riche à millions • schatrijk, steenrijk zijnrichement vêtu • zeer goed, duur gekleedça fait riche • dat staat chicmarier richement sa fille • zijn dochter aan een rijke partij ten huwelijk gevenon ne prête qu'aux riches • men leent slechts aan de rijkenun riche • rijkaardun nouveau riche • parvenuune riche idée • een uitstekend ideec'est une riche nature • die heeft heel wat in zichriche de, en • rijk aan, voladj -
47 tout
tout1 [toe]〈m.〉1 geheel ⇒ totaal, alles2 hoofdzaak ⇒ (het) belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:risquer le tout pour le tout • alles op het spel zetten(ne) … (pas) du tout • helemaal niet, absoluut nietdu tout • helemaal nietdu tout au tout • helemaal, volledig————————tout2 [toe],1 (ge)heel ⇒ volledig, een en al3 〈 elliptisch〉(bestemd, geschikt) voor ieder(e) ⇒ met alle …, van alle …♦voorbeelden:en toute simplicité • in alle eenvoudil est toute simplicité • hij is een en al eenvoud, hij is de eenvoud zelvetout le temps • voortdurend, aldoor, altijd2 tout un chacun • een ieder, iedereentous (les) deux • allebei, alle tweetous les deux jours • om de andere dagtout ce qu'il y a de gens connus • alle bekende mensenc'est sérieux? tout ce qu'il y a de plus sérieux • echt waar?, honderd procent serieus, ik meen het echt(film) tous publics • (film) voor ieder publiek, voor een breed publiekvéhicule tous terrains • terreinwagen, -voertuig, jeeppour tout (bagage) • als enige (bagage)————————tout3 [toe],1 alles ⇒ allemaal, allen, iedereen♦voorbeelden:avoir tout de • alle eigenschappen hebben vanpour tout dire • al met alc'est tout dire • daarmee is alles gezegdce sera tout pour aujourd'hui • daar zullen we het vandaag bij latentous (au)tant que nous sommes • wij allen, zonder uitzonderingaprès tout • tenslotte, alles welbeschouwden tout et pour tout • niet meer dan, alles bij elkaarenvers et contre tous • tegen iedereenpar-dessus tout, au-dessus de tout • bovenal, vooralvoilà tout • dat is alles¶ comme tout • heel erg, vreselijket tout • en zo, en wat dies meer zijet tout et tout • enzovoort, enzovoort————————tout4 [toe]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, zeer, bijzonder, helemaal3 geheel en al ⇒ een en al, niets dan♦voorbeelden:1 tout juste • nog maar net, op het nippertjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor, vol aandacht zijnc'est tout un • dat is precies hetzelfdetout aussi grand que • (precies) even groot alsêtre tout à ses projets • helemaal opgaan in zijn, haar plannentout à vous • geheel tot uw beschikking, tot uw dienst¶ tout d'abord • allereerst, voor allestout enfant, tout gosse • als kind al …tout à fait • helemaal, preciestout au moins • op z'n (aller)minsttout au plus • hoogstensle tout dernier, premier • de allerlaatste, allereersteà tout jamais • voor altijdtout de même • tochtout en marchant, il m'a raconté • terwijl we liepen, onder het lopen vertelde hij metout en étant riche, il vit très simplement • hoewel hij rijk is, leeft hij erg eenvoudigtout riche que je suis • hoe rijk ik ook ben1. m1) geheel, totaal2) hoofdzaak3) heelal2. tout, tous, toutespron1) alles2) allemaal, iedereen3. tout, toute, tous, toutesadj1) geheel, volledig2) elk, ieder3) bestemd voor4. adv1) heel, erg, helemaal2) zuiver3) geheel en al -
48 verser
verser [versee]1 omslaan2 〈+ dans〉vervallen (tot, in) ⇒ ontaarden (in), toegeven (aan)♦voorbeelden:verser dans la facilité • vervallen in gemakzuchtII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 storten ⇒ overmaken, (uit)betalen♦voorbeelden:v1) omslaan2) vervallen (tot, in)3) (over)gieten4) inschenken5) storten, overmaken [geld]6) inlijven -
49 c'est du beau!
-
50 infuser
infuser [ẽfuuzee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten trekken ⇒ laten weken, macereren♦voorbeelden:¶ infuser un sang nouveau à qn., à qc. • iemand, iets nieuw leven inblazen -
51 pour tout
См. также в других словарях:
nouveau — ● nouveau nom masculin Événements récents, circonstances nouvelles : Il y a du nouveau dans cette affaire. Chose neuve, originale : Il lui faut toujours du nouveau. ● nouveau (citations) nom masculin Jean de La Fontaine Château Thierry 1621 Paris … Encyclopédie Universelle
Nouveau-brunswick — Pour les articles homonymes, voir Brunswick et New Brunswick (New Jersey). Nouveau Brunswick New Brunswick … Wikipédia en Français
Nouveau Brunswick — Pour les articles homonymes, voir Brunswick et New Brunswick (New Jersey). Nouveau Brunswick New Brunswick … Wikipédia en Français
Nouveau centre — Pour les articles homonymes, voir NC, Centre et Parti social libéral. Nouveau Centre (NC) … Wikipédia en Français
nouveau — ou, devant une voyelle ou une h muette, nouvel, nouvelle (nou vô ou nou vèl, nouvè l ) adj. 1° Qui est ou apparaît pour la première fois. • Qu y a t il de nouveau ? Votre vertu est si connue que, si je n en publie que ce que j en sais, je n y … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Nouveau-mexique — New Mexico State of New Mexico [ anglais ] Estado de Nuevo México [ espagnol ] État du Nouveau Mexique … Wikipédia en Français
Nouveau Mexique — New Mexico State of New Mexico [ anglais ] Estado de Nuevo México [ espagnol ] État du Nouveau Mexique … Wikipédia en Français
nouveau\ ou\ nouvel — nouveau [ nuvo ], nouvel [ nuvɛl ] (devant subst. commençant par voyelle ou h muet) , nouvelle [ nuvɛl ] adj. et n. • XIIIe; novel fin XIe; lat. novellus, dimin. de … Encyclopédie Universelle
nouveau-né — nouveau né, nouveau née [ nuvone ] adj. et n. • fin XIIe; de nouveau « récemment » et né 1 ♦ Qui vient de naître. Un enfant nouveau né. Une petite fille nouveau née. Des faons nouveau nés. Fig. Une gloire nouveau née. 2 ♦ N. m. (1680) Enfant ou… … Encyclopédie Universelle
nouveau, nouvelle ou nouvel, nouvelle — ● nouveau, nouvelle ou nouvel, nouvelle adjectif (latin novellus, récent) Qui existe, qui est connu depuis peu : Ce livre est nouveau ; il vient de paraître. Qui est inhabituel, qui n était pas connu jusqu alors : Ce dossier est nouveau pour moi … Encyclopédie Universelle
Nouveau Komeito — Nouveau Kōmeitō 公明党(Kōmeitō) … Wikipédia en Français