-
21 awoken
-
22 bade
-
23 been
-
24 beget
v. veroorzaken; voortbrengen[ biget] 〈verleden tijd begot [ bigot]/verouderd of bijbel begat [ bigæt], voltooid deelwoord begotten [ bigotn]/verouderd begot〉 -
25 begot
-
26 begotten
-
27 begun
-
28 beheld
-
29 bent
adj. krom; corrupt; gek; homosexueel; niet redevatbaar--------n. neiging, aanleg, voorliefdebent1[ bent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:have a bent for something • een zwak/aanleg hebben voor iets————————bent21 afwijkend ⇒ krom, illegaalII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:bent on his work • geconcentreerd bezig met zijn werk————————bent3→ bend bend/ -
30 bethink
v. denken, overdenken; herinneren♦voorbeelden: -
31 bitten
-
32 borne
-
33 bought
-
34 bred
-
35 broke
-
36 brought
-
37 built
-
38 burnt
adj. verbrandburnt1[ bə:nt] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 gebrand ⇒ geschroeid; gebakken♦voorbeelden:————————burnt2→ burn burn/ -
39 cast down
cast down♦voorbeelden:———————— -
40 caught
См. также в других словарях:
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Pluperfect tense — The pluperfect tense (from Latin plus quam perfectum more than perfect), also called past perfect in English, is a perfective tense that exists in most Indo European languages, used to refer to an event that has completed before another past… … Wikipedia
Pluperfect — The pluperfect (from Latin plus quam perfectum more than perfect), also called past perfect in English, is a grammatical combination of past tense with the perfect, itself a combination of tense and aspect, that exists in most Indo European… … Wikipedia