-
41 terugbetaling uitstrijken over vier jaar
terugbetaling uitstrijken over vier jaarDeens-Russisch woordenboek > terugbetaling uitstrijken over vier jaar
-
42 twee en twee is vier
twee en twee is vier -
43 twee maal twee is gelijk vier
twee maal twee is gelijk vier -
44 van elk vier (stuks)
van elk vier (stuks) -
45 zet de oven op stand vier
zet de oven op stand vier -
46 zeven minus drie is vier
zeven minus drie is vier -
47 zo zeker als tweemaal twee vier is
zo zeker als tweemaal twee vier isDeens-Russisch woordenboek > zo zeker als tweemaal twee vier is
-
48 onder vier ogen
à deux -
49 vierjarig
1 [vier jaren oud] de quatre ans2 [vier jaar durend; om de vier jaar plaatshebbend] quadriennal -
50 COATLAPECHTLI
côâtlapechtli:Sorte de piédestal en bois orné de serpents.Allem., Schangenpostament.Angl., a raft of serpent." inin côâtlapechtli cuahuitl in tlaxixintli iuhquin côcôah nahuintin in motzinnâmictoqueh nâuhcampa caca in întzontecon ", ce piedestal est taillé dans le bois, en forme de quatre serpents, ils se rejoignent par la queue, leurs têtes se dressent vers les quatre directions - dieses Schlangenpostament war aus Holz geschnitzt in Gestalt von vier Schlangen die die Schwanzenden einander zu gekehrt hatten und die Köpfe nach den vier Himmelsrichtungen streckten. Sah 1927,100 = Sah2,71." quichîchua côâtlapechtli ", (Quetzalcoatl) fit un piedestal orné de serpents - he made a raft of serpent. Sur lequel il s'embarque pour disparaître sur l'océan. Sah3,38.Form: sur tlapechtli, morph.incorp. côâ-tl. -
51 einmal
'aɪnmaːladv1) une fois2) ( früher) autrefois, jadiseinmal136e9342ei/136e9342nmal ['e39291efai/e39291efnma:l]1 (ein einziges Mal) une fois; Beispiel: wieder einmal encore une fois; Beispiel: einmal mehr une fois de plus; Beispiel: einmal vier ist vier une fois quatre quatre2 (mal) un jour; Beispiel: einmal sagt er dies, einmal das il dit tantôt blanc, tantôt noir; Beispiel: nicht einmal [ne]... même pas4 (irgendwann in der Zukunft) un jour; Beispiel: ich will einmal Pilot werden plus tard, je veux être pilote -
52 minuut
♦voorbeelden:dat is maar een minuutje werk • c'est l'affaire d'une minutehet is drie minuten voor vier • il est quatre heures moins trois (minutes)het is drie minuten voor half vier • il est trois heures vingt-sept (minutes)geen minuut zit hij stil • il ne tient pas (une minute) en place -
53 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
54 zeker
zeker1♦voorbeelden:1 iets op een zekere plaats opbergen • mettre qc. en lieu sûr(op) zeker spelen • jouer sur du velourshet zekere voor het onzekere nemen • ne pas lâcher la proie pour l'ombreiets zeker weten • être certain de qc.zeker weten! • pour sûr!het is zo zeker als 2 + 2 vier is • c'est aussi sûr que 2 et 2 font quatreergens zeker van zijn • être sûr de qc.je bent daar zeker van stralend weer • tu es assuré d'y avoir un temps splendide————————zeker21 certain♦voorbeelden:zekere heren willen altijd wat aanmerken • il y en a qui ont toujours qc. à redireeen zekere toon aannemen • prendre un certain toneen zekere vrees • une certaine craintezo zeker als tweemaal twee vier is • c'est sûr comme deux et deux font quatre————————zeker3♦voorbeelden:¶ wel zeker! • certainement! -
55 dar
[d‘ar] vt 1 donner, concéder, accorder, délivrer, passer. 2 consacrer, employer. 3 communiquer, dire, exposer, indiquer. vpr 4 se donner. dá na mesma ça revient au même. dar a descarga tirer la chasse d’eau. dar à luz accoucher. dar as boas-vindas souhaiter la bienvenue. dar a sua palavra (de honra) donner sa parole (d’honneur). dar aulas donner des cours. dar com rencontrer. dar com a porta na cara fermer la porte au nez. dar conta rendre compte. dar de mamar téter. dar duro se tuer de travail. dar em donner sur (rue). dar esmola a um mendigo faire l’aumône à un mendiant. dar notícias donner des nouvelles. dar o lugar céder sa place. dar o troco rendre la monnaie. dar-se a entender se faire comprendre. dar-se com s’entendre. dar uma gorjeta donner un pourboire. dar uma olhada jeter un coup d’œil. dar uma recepção donner une réception. dar uma volta faire un tour. dar um passeio faire une promenade. o relógio deu seis horas l’horloge a sonné six heures. para o que der e vier à tout hasard, pour toute éventualité. toma lá, dá cá donnant donnant.* * *[da(x)]Verbo transitivo1. (ger) donnerdar algo a alguém donner quelque chose à quelqu’unela dá aulas numa escola elle donne des cours dans une écoledar prazer/pena/medo faire plaisir/de la peine/peuristo vai dar muito que fazer ça va donner beaucoup de travailo passeio me deu fome la promenade m'a donné faimele dá muitos problemas il pose beaucoup de problèmesainda não deu sinal de si il n'a pas encore donné signe de vieele começa a dar sinais de cansaço il commence à donner des signes de fatiguedar um berro pousser un cridar um pontapé em alguém donner un coup de pied à quelqu’undar um passeio faire une promenadedar uma festa faire une fêtedar um empurrão em alguém bousculer quelqu’un2. (lucros, ganhos) rapporter3. (dizer) direele me deu boa noite il m'a dit bonsoirVerbo intransitivo1. (horas) sonnerjá deram as cinco cinq heures ont déjà sonné2. (condizer)dar com aller avecas cores não dão umas com as outras les couleurs ne vont pas ensembledar de beber a donner à boire àdar de comer a donner à manger àdá igual ou no mesmo c'est du pareil au mêmedá no mesmo se ele viu ou não qu'il l'ait vu ou pas, ça n'a aucune importancedar-se ares de importante faire l'importantdar com a língua nos dentes (desvendar segredo) ne pas savoir tenir sa langue(falar) bavarder(sapatos) s'élargir(terreno) céderdar nas vistas se faire remarquerVerbo + preposição (encontrar, descobrir) trouvernunca darei com o lugar je ne trouverai jamais l'endroitVerbo + preposição (resultar) se terminer(tornar-se) devenirVerbo + preposição (servir para, ser útil para) servir à(sujeito: varanda, janela) donner sur(ser suficiente para) (y) avoir assez de(ser possível) pouvoiro pão não dá para todos il n'y a pas assez de pain pour tout le mondenão vai dar para eu chegar na hora je ne pourrai pas être à l'heureVerbo + preposição (aperceber-se de) s'apercevoirdei por mim a gritar je me suis surpris à criernão dei por nada je ne m'en suis pas rendu compteVerbo Pronominal dar-se bem/mal com algo aimer/ne pas aimer quelque chosedar-se bem/mal com alguém s'entendre bien/mal avec quelqu’undar-se por vencido se considérer comme vaincu* * *verbodar alguma coisa a alguémdonner quelque chose à quelqu'undar um presente à avóoffrir un cadeau à sa grand-mère; donner un cadeau à sa grand-mèredar uma gorjeta ao empregadodonner un pourboire au serveurdar o seu melhordonner le meilleur de soi-mêmedar sanguedonner du sang3 (confiar, deixar) donner; remettredar alguma coisa a fazer a alguémdonner quelque chose à faire à quelqu'undar as chaves ao porteirodonner les clés au portierdar tudo para saberdonner cher pour savoirquanto é que ele te dá por mês?combien il te donne par mois?(jogo) dar as cartasdonner les cartesdar de beberdonner à boire(parte do corpo) dar o braço a alguémdonner le bras à quelqu'undonner le seindar uma festadonner une fêtedar um espectáculodonner un spectacledar a sua opiniãodonner son avis; donner son opiniondar informações por telefonedonner des renseignements par téléphonedar uma boa notíciaannoncer une bonne nouvelledar um bom conselhodonner un bon conseildar um recado a alguémfaire une commission à quelqu'undar uma sentençaprononcer une sentencedar a palavra a alguémdonner la parole à quelqu'undar a sua palavradonner sa paroledar carta brancadonner carte blanchedar licençadonner la permission; permettredar o simdonner son aval; donner son accorddar razão a alguémdonner raison à quelqu'undar uma entrevistaaccorder une interview9 (atribuir, conferir) donner; attribuerdar um nome a uma criançadonner un nom à un enfantdar um título a um livrodonner un titre à un livredar valordonner de la valeurque idade me dá?quel âge me donnez-vous?dar azo adonner lieu àdar coragemdonner du couragedar forçasdonner des forcesdar medofaire peurdar penafaire de la peinedar problemascauser des problèmesdar que pensardonner à penser; prêter à penserdar sorteporter bonheur; donner de la chancenão dar sinais de vidana pas donner signe de vietrabalho que dá frutostravail qui donne des fruitsdar luz à um bebédonner le jour à un enfant; mettre un enfant au mondedar uma demãodonner une couche de peinturedar uma injecçãofaire une piqûredar um murrodonner un coup de poingdar um nófaire un nœuddar um passeiofaire une promenadedar um saltofaire un sautdar errosfaire des fautesdar as boas festassouhaiter la bonne année; offrir ses vœuxdar graçasrendre grâcedar os bons-diasdire bonjour; souhaiter le bonjourdar os parabénsféliciterdar os pêsamesprésenter ses condoléancesesse dinheiro dá para (comprar) um vestidocet argent suffit pour (acheter) une robeisto não dá para nadace n'est pas assezisto não dá para todosça ne va pas suffire pour tout le mondecoloquial dá para ver alguma coisa?on peut voir quelque chose?não dá!ce n'est pas possible!tentámos chegar a horas mas não deunous avons essayé d'être à l'heure, mais nous n'y sommes pas arrivésdar com uma casa/ruatrouver une maison/ruedar a entenderdonner à entendre; faire comprendredar como certodonner comme certaindar por certotenir pour certaindar pela presença de alguéms'apercevoir de la présence de quelqu'unnão dar por nadane pas se rendre compteontem deu um filme muito bomhier, un très bon film est passé à la télévisiono que é que dá hoje na televisão?qu'est-ce-qu'il y a à la télévision aujourd'hui?deu meio-diamidi a sonnéesta rua dá para à estaçãocette rue aboutit à la gareeste caminho dá para o rioce chemin mène à la rivièreas janelas dão para o jardimles fenêtres donnent sur le jardindar com a cabeça na parededonner de la tête contre le murdar em bêbedos'adonner à la boissondar em doidodevenir fou26 pousserdar um gritopousser un cridar um suspiropousser un soupirtendre la mainfaire amende honorabledonner de soifaire parts'entendre comme chien et chatse donner un tempsadvienne que pourra◆ isso vai dar ao/no mesmoc'est la même chosene pas se rendre compte◆ toma lá, dá cádonnant, donnant -
56 vir
[v‘ir] vi venir.* * *[`vi(x)]Verbo intransitivo1. (ger) venirveio ver-me il est venu me voirvenho amanhã je viendrai demainvir de venir devenho agora mesmo de lá j'en viens à l'instant même2. (chegar) arriverveio atrasado/adiantado il est arrivé en retard/en avanceveio no trem das onze il est arrivé par le train de onze heures3. (surgir) arriver, veniro carro veio não sei de onde la voiture est arrivée de je ne sais oùveio-me uma idéia il m'est venu une idéea semana que vem la semaine prochaineo ano/mês que vem l'année prochaine/le mois prochain5. (estar) êtrevem escrito em português c'est écrit en portugaisvinha embalado c'était emballé6. (regressar) revenirele vem amanhã il revient demainhoje, venho mais tarde aujourd'hui, je rentre plus tardvenho de férias na próxima semana je reviens de vacances la semaine prochaineque vem a ser isto? qu'est-ce que c'est que ça?vir a ser devenirvir abaixo s'écroulervir ao mundo venir au mondevir a saber (de algo) apprendre (quelque chose)vir sobre (arremeter contra) venir survir a tempo de arriver à temps pour* * *verbode onde vens?d'où viens-tu?ela vem aíelle vientvem cá!viens ici!venho jáj'arriveisto veio hojec'est arrivé aujourd'huinão venhas tardene viens pas tardvir de carroarriver en voiturevenham connoscovenez avec nousesse artigo vem do estrangeirocet article vient d'ailleursarriversurvenirvir a saber-sevenir à se savoirvir à memóriavenir à la mémoire7 (no tempo, numa série) venirisso vem depoisça vient aprèsna semana que vemla semaine prochaineno ano que veml'année prochaineo teu nome não vem na listaton nom n'est pas sur la listevinha no jornal quec'était dans le journal que9 (apresentar, submeter) présentervir com desculpasprésenter des excuses10(acção contínua) eu vinha a pensar nissoje pensais à celaquoi qu'il arrivevenir à proposengueuler quelqu'un -
57 меня все задрало!!!
proncolloq. mon vier madame Olivier -
58 с меня хватит!
-
59 хуй
-
60 IYAHUA
iyahua > iyauh.*\IYAHUA v.t. tla-.,1.\IYAHUA offrir en sacrifice, encenser.Signifie plus précisément: lever cérémoniellement un encensoir ou une offrande. Le rite s'accomplissait successivement en direction des quatres points cardinaux." coniyahua, in ôconiyauh ", il encense (et) quand il a encensé... Sah2,89.L'objet est ici la cuillère à encens que l'on lève cérémoniellement pour encenser." nâppa in coniyahua in îtlema in ômpa huâlquîza tônatiuh, mihtoâya tlapcopa ", quatre fois il lève sa cuiller à encens vers l'endroit où se lève le soleil, qu'on appelait l'Est. Sah9,38." quicuitiquîza in tlemaitl, niman ye ic tlenâmaca, in oncân ithualnepantlah: nâuhcâmpaîxtin coniyahua in îtlemah ", il arrive, tenant sa cuiller à encens, aussitôt il encense, là au milieu de la cour (du temple); dans les quatre directions il lève sa cuiller à encens. Sah9,64." nâuhcâmpa coniyahua ", il les lève rituellement dans les quatre directions.Il s'agit des papiers cérémoniels. Sah2,147 et à la même page " nô nâuhcâmpa coniyahua ", à propos de la figurine nommée Xiuhcoatl et le texte reprend par " in ôconiyauh "." niman ye ic huâltemo in teteuhpohualli, oncân quimanah in îtlacuayân Huitzilopochtli, nâuhcâmpa in coniyahuah ", alors descendent les papiers cérémoniels. Ils les étendent sur sur la table du banquet de Huitzilopochtli, ils les lèvent dans les quatre directions - thereupon the sacrificial papers came down. They laid them on the (so-called) banquet table of Uitzilopochtli. They raised them as an offering to the four directions. Sah9,65." nâuhcâmpa in coniyahua îtlenâmac ", il lève rituellement son encensoir dans les quatre directions - nach den vier Himmelsrichtungen hebt er weihend seine Räuchergabe impor.Sah 1927,115." concuih in tlemaitl nâuhcâmpa coniyahuah in ithualco ", dans la cour, ils prennent l'encensoir et le lèvent rituellement dans les quatre directions - they grasped his incense ladle, and raised it in dedication to the four directions in the courtyard. Sah7,31." tlenâmaca nâuhcâmpa in coniyahua ", il encense, il lève rituellement (sa cuillère à encens dans les quatres directions. Sah2,151." nâuhcâmpa quiyahua in tlemâitl inic tlapopôchhuiah ", dans les quatre directions ils lèvent la cuillère à encens avec laquelle ils encensent. Sah2,194.*\IYAHUA avec le préf.obj.indéfini tla-., offrir de l'encens." nâuhcâmpa ceceyaca ontlaiyahuayah in tlamanimeh ontlenâmacayah coniyahuayah in întlemah conhuihuixoah ", chacun de ceux qui ont fait des prisonniers offrait de l'encens dans les quatre directions, ils encensait, ils levaient leur cuillière à encens, ils la secouent. Sah2,58.Cf. aussi la forme redupl. ihiyahua.2.\IYAHUA lever (le pied)." tiquiyahuah ", nous le levons.Il s'agit du pied, xocpalli. Sah10,126 (tiquiiaoa)." tzihtzintlacza îtzintlâmpa in coniyahua îcxi ", elle marche à reculons, elle lève sa jambe vers l'arrière. Désigne un pas de danse exécuté par l'incarnation d'Ilamateuctli. Sah2,156 (conjaoa)." quiyauhtihuih in îmicxi ", ils sont en train de lever le pied.Figure de danse. Sah2,101.3.\IYAHUA lever (les bras)." necoccampa in coniyauhtihuih îmmah ", ils allaient levant les bras des deux côtés - on both side they wend circling their arms.Décrit une danse, nemâtlâxo. Sah2,118 (conjauhtivi).*\IYAHUA avec le préf.objet indéfini tla-., exécuter des mouvements de danse." inic tlaiyahuah ", c'est ainsi qu'ils exécutaient les mouvements de danse - thus they made the dance movements. Sah2,101 (tlayiaoa)." ic ontlaiyauhtiuh in tzontecomatl ", il va exécutant des gestes de danse avec la tête coupée (qu'il tient à la main). Sah2,156.*\IYAHUA v.t. tê-., en un sens métaphorique, offrir quelqu'un cérémoniellement, mais aussi au sens propre, lever (un bébé) en l'offrant en direction des quatre points cardinaux." mitzoniyahuah ", (ton père et ta mère) t'offrent cérémoniellement (en te faisant entrer au calmecac) - they raise thee up as an offering. Sah6,213 (mitzonjiaoa)." îxpan coniyahua in teôtl in mihtoh Quetzalcôâtl ", ils la soulèvent rituellement devant le dieu appelé Quetzalcoatl. Il s'agit de la fillette qui est ainsi consacrée à la divinité. Sah6,210 (conjiaoa)." coniyahua in ahco in ilhuicac ", elle lève cérémoniellement (le bébé) vers le haut, vers le ciel. Sah6,202 (conjiava)." inic ôppa cahcocui in coniyahua ilhuicac ", une deuxième fois elle le soulève, elle l'offre cérémoniellement en direction du ciel. Il s'agit du bébé. Sah6,203 (conjiaoa)." nâuhcâmpa quiyahua niman conahcocui ilhuicac coniyahua ", elle offre cérémoniellement (le bébé) en direction des quatre points cardinaux, puis elle le soulève, elle l'offre cérémoniellement en direction du ciel. Sah6,205 (qujiaoa et conjiaoa).
См. также в других словарях:
vier — [fi:ɐ̯] <Kardinalzahl> (als Ziffer: 4): vier Personen. * * * vier 〈Adj.; Kardinalzahl; als Ziffer: 4〉 →a. acht ● alle viere von sich strecken 〈umg.〉 sich bequem lang ausstrecken; der Hund streckte alle viere von sich verendete; mit jmdm.… … Universal-Lexikon
Vier — Bordes Vier Bordes Pays … Wikipédia en Français
Vier — Vier, eine Grundzahl, welche sich zwischen drey und fünf in der Mitte befindet, und entweder ihr Hauptwort bey sich hat, oder nicht. Im ersten Falle bleibt sie sowohl der Endung, als dem Geschlechte nach unverändert. Vier Männer, vier Häuser,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
vier — • vier Nur Kleinschreibung {{link}}K 78{{/link}}: – die vier Elemente – die vier Evangelisten – die vier Jahreszeiten – etwas in alle vier Winde [zer]streuen – in seinen vier Wänden (umgangssprachlich für zu Hause) bleiben – sich auf seine vier… … Die deutsche Rechtschreibung
vier — [fiːɐ̯] Zahladj; 1 (als Ziffer) 4; ↑Anhang (4): zwei plus / und zwei ist / macht / gibt vier (2+2=4) 2 um vier gespr; um 4 oder um 16 Uhr: Wir treffen uns heute um vier 3 vier (Jahre alt) sein 4 Lebensjahre haben: Mein kleiner Bruder ist erst… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
vier — vier: Das gemeingerm. Zahlwort mhd. vier, ahd. fior, got. fidwōr, engl. four, schwed. fyra beruht mit verwandten Wörtern in anderen idg. Sprachen auf idg. *ku̯etu̯er »vier«, vgl. z. B. aind. cátur »vier«, russ. četyre »vier«, lat. quattuor… … Das Herkunftswörterbuch
Vier — [fiːɐ̯] die; , en; 1 die Zahl 4 2 jemand / etwas mit der Ziffer / Nummer 4: Die Vier hat das Rennen gewonnen; Zum Bahnhof fährst du zuerst mit der Vier und steigst dann in die Acht um 3 eine Schulnote, mit der man (auf der Skala von 1 bis 6) eine … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
vier — AdjNum std. (8. Jh.), mhd. vier, ahd. fior, as. fi(u)war, fier, fior Stammwort. Aus wg. * fewar, auch in ae. fēower, afr. fiār, fiūwer. Diese Form ist vereinfacht aus g. * fedwōr in gt. fidwor, anord. fjórir (auch ae. fyđer in Zusammensetzungen) … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Vier — Vier, die; , en (Zahl); eine Vier würfeln; sie hat in Latein eine Vier geschrieben; vgl. 1Acht und Eins … Die deutsche Rechtschreibung
vier — Num. (Grundstufe) die Ziffer 4 Beispiele: Es ist halb vier. Sie haben vier Kinder … Extremes Deutsch
Vier — Vier, einfache Zahl, ist das Quadrat von der Zwei (2 × 2 = 4) u. auch das Resultat der Addition dieser Zahl mit sich selbst (2 + 2). Sie liegt als Zahl dem Viereck u. bes. dem Quadrat zu Grunde. Die V. hielt bes. Pythagoras heilig; vgl. Tetraktys … Pierer's Universal-Lexikon