-
1 action
action [aaksjõ]〈v.〉2 inwerking ⇒ optreden, actie♦voorbeelden:une bonne action • een goede daadentrer en action • tot handelen overgaanl'action du gouvernement • het optreden van de regeringaction de l'humidité • inwerking van het vochtaction revendicative • gerichte actie, protestactiemettre en action • in werking stellenpasser à l'action • in actie komen, optredenen action • in (volle) actiesous l'action de • onder (de) invloed vanaction personnelle, réelle • persoonlijke, zakelijke rechtsvorderingaction publique • strafvorderingintenter, introduire une action (en justice) • een aanklacht indienen〈 informeel, figuurlijk〉 ses actions baissent • zijn, haar papieren dalenf1) daad, handeling2) optreden, actie3) rechtshandeling, vervolging, geding4) aandeel
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский