-
1 plakken
leimDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > plakken
-
2 клеить
plakken, lijmen -
3 липнуть
plakken, kleven -
4 to be sticky
plakken -
5 to be tacky
plakken -
6 kleben
kleben1 kleven, plakken ⇒ vastzitten♦voorbeelden:am Alten kleben • aan het oude gehecht zijnjemandem am Auspuff kleben • dicht achter iemand aan blijven rijdenam Text kleben (bleiben) • zich niet van de tekst kunnen losmakener klebt wieder im Wirtshaus • hij blijft weer plakken in het caféII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 stick
n. stok; stuk; stam--------v. plakken; steken; blijven steken; volhouden; vastplakken; neerzettenstick1[ stik]1 stok ⇒ tak; stuk hout; trommelstok; dirigeerstok3 staaf(je) ⇒ reep(je), stuk4 roede ⇒ stok, knuppel5 stick ⇒ hockeystick; (polo)hamer♦voorbeelden:8 you clever old stick! • jij oude slimmerik!♦voorbeelden:give someone some stick • iemand een pak slaag geven1 〈 informeel〉(schamele) inboedel/huisraad♦voorbeelden:————————stick2♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 stick about/around • rondhangen, in de buurt blijven〈 informeel〉 stick to it! • volhouden!stick to the point • bij het onderwerp blijvenstick to one's principles • trouw blijven aan zijn principesII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)steken ⇒ (vast)prikken, bevestigen; opprikken4 (vast)kleven ⇒ vastlijmen/plakken♦voorbeelden:3 stick it in your pocket • stop/doe het in je zak -
8 attacher
attacher [aataasĵee]1 aanbranden ⇒ aanbakken, aanzettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vastspijkeren ⇒ vastschroeven, vasthaken♦voorbeelden:attacher les mains de qn., à qn. • iemands handen boeienattacher son tablier • zijn schort omdoen, omknopenattacher les volets • de luiken vastzetten1 zich hechten (aan) ⇒ gehecht raken (aan), liefde opvatten (voor)2 zich toeleggen (op) ⇒ zich beijveren (om), zijn best doen (om)3 verbonden zijn (aan, met) ⇒ (vast)gehecht zijn (aan), vastzitten (aan)4 (belang, waarde) hechten (aan) ⇒ vasthouden (aan), zich vastklampen (aan)5 (vast)kleven (aan) ⇒ zich vasthechten (aan), (vast) blijven plakken (aan)♦voorbeelden:s'attacher à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉 • eraan hechten dat, erop gesteld zijn datcette robe s'attache derrière par des boutons • deze jurk gaat vanachter met knoopjes dicht1. v1) aanbranden, aanbakken2) vastkleven, blijven plakken3) vastmaken4) dichtknopen [kleding]5) hechten, verbinden6) aanstellen [werk]7) fixeren [blik]2. s'attacher (à)v3) verbonden zijn (aan, met)4) belang/waarde hechten (aan) -
9 glue
n. lijm--------v. lijmen; vast plakkenglue1[ gloe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lijm————————glue2〈werkwoord; tegenwoordig deelwoord ook gluing〉1 lijmen ⇒ plakken, vastkleven2 persen (tegen) ⇒ dichtbij houden/blijven♦voorbeelden: -
10 gum
n. gum; kauwgom; lijm; tandvlees--------v. gommen, plakkengum1[ gum] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————gum2〈werkwoord; gummed〉♦voorbeelden:¶ gum up the works • de boel verzieken/in de war sturen -
11 paste
n. deeg; lijm; pasta; zalf--------v. plakken (ook in computers); (in computers) een bepaald onderdeel uit een ander dokument aan het huidige dokument toevoegen; slaan (slang)paste1[ peest] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pastei ⇒ paté, puree————————paste2〈 werkwoord〉1 kleven ⇒ plakken, volplakken→ paste up paste up/ -
12 slice
n. plakje, stukje, deel, onderdeel; partje, schijfje; portie; eetlepel; pannelikker--------v. in plakken snijden, afsnijdenslice1[ slajs] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 plak(je) ⇒ snee(tje), schijf(je)2 deel3 schep♦voorbeelden:it is a slice of life • het is uit het leven gegrepenslice of luck • meevaller————————slice2II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 verdelen♦voorbeelden: -
13 coller
coller [kollee]♦voorbeelden:3 coller à la pensée de qn. • iemands gedachte precies uitdrukken; 〈 ook〉 zich inspannen om iemands gedachte goed te kunnen volgencoller à un texte • 〈 van vertaling〉 te woordelijk zijn; 〈 van vertaler〉 te dicht bij het origineel blijven4 ça colle! • dat gaat goed!, dat klopt!, afgesproken!ça ne colle pas entre eux • het klikt niet tussen henII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanplakken ⇒ (vast)plakken, lijmen, dichtplakken4 〈 informeel〉gooien (in, tegen) ⇒ met kracht smijten (in, tegen)6 〈 vooral onderwijs〉 een strikvraag stellen ⇒ (met een vraag) in het nauw brengen ⇒ 〈 kandidaat〉 laten zakken♦voorbeelden:coller qn. en prison • iemand in de gevangenis zettencoller qc. par terre • iets op de grond smijten7 être collé • (moeten) nablijven, nazitten♦voorbeelden:se coller du rouge à lèvres • lippenstift opdoens'y coller • 〈 bij verstoppertje spelen〉met de ogen geblinddoekt wachten, terwijl de anderen zich gaan verstoppencolle-toi là • ga daar maar zittense coller devant la télévision • zich voor de televisie installeren1. v1) kleven (aan), vastplakken (aan)2) nauw sluiten [kleding]4) gesmeerd lopen, klikken5) aanplakken, dichtplakken6) lijmen8) smijten9) toedienen10) verkopen [klap]11) aansmeren, opdringen13) laten zakken14) laten nablijven [leerling]15) lastig vallen, hinderen [door zijn onophoudelijke aanwezigheid]2. se collerv2) zich toeleggen (op) [ondanks tegenzin] -
14 ankleben
anklebenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)plakken, vastplakken♦voorbeelden:einen Zettel an das, dem Haus ankleben • een affiche aan het huis aanplakken -
15 haften
haften♦voorbeelden:haften bleiben • (a) blijven (vast)zitten, plakken; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉blijven hangen, bijblijvenEltern haften für ihre Kinder • ouders zijn aansprakelijk voor hun kinderen -
16 наклеивать
(op-) plakken -
17 наклеить
(op-) plakken -
18 склеивать
aaneenlijmen, aan elkaar plakken -
19 склеиваться
aaneenkleven, plakken -
20 склеить
aaneenlijmen, aan elkaar plakken
См. также в других словарях:
Placard — Pla*card , n. [F., fr. plaquer to lay or clap on, plaque plate, tablet; probably from Dutch, cf. D. plakken to paste, post up, plak a flat piece of wood.] 1. A public proclamation; a manifesto or edict issued by authority. [Obs.] [1913 Webster]… … The Collaborative International Dictionary of English
Paul Schuitema — Geert Paul Hendrikus Schuitema (February 27, 1897 in Groningen October 25, 1973 in Wassenaar) was a Dutch graphic artist. He also designed furniture and expositions and worked as photographer, film director, painter and teacher for publicity… … Wikipedia
plaque — [pla:k, plæk US plæk] n [Date: 1800 1900; : French; Origin: Dutch plak, from plakken to stick ] 1.) a piece of flat metal, wood, or stone with writing on it, used as a prize in a competition or attached to a building to remind people of an event… … Dictionary of contemporary English
plaque — [plak, plα:k] noun 1》 an ornamental tablet fixed to a wall in commemoration of a person or event. 2》 a sticky deposit on teeth in which bacteria proliferate. 3》 Medicine a small, distinct, typically raised patch on or within the body, caused by… … English new terms dictionary
Kuh — 1. A Kü moalkat trog a Hols. (Nordfries.) – Johansen, 72. Die Kuh milcht durch den Hals. 2. A Kuh söüft â méa, ässe vertroa kô. (Henneberg.) Auch eine Kuh säuft wol mehr als sie vertragen kann. Mit Anwendung auf Säufer. 3. A Küh wal t egh wed,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Witwe — 1. Alle Witwen sind reich. Engl.: Widows are always rich. (Bohn I, 43.) 2. Alte Witwen sind die besten. – Petri, II, 12. 3. An Witwen und Jungfrauen, an Rüben und Schoten am Wege rupft jedermann. Böhm.: Ušklubná semena, v poli hrách ařepa,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
plaque — ► NOUN 1) an ornamental tablet fixed to a wall in commemoration of a person or event. 2) a sticky deposit on teeth in which bacteria proliferate. 3) Medicine a small raised patch on or within the body, caused by local damage or deposition of… … English terms dictionary
plaque — n. 1 an ornamental tablet of metal, porcelain, etc., esp. affixed to a building in commemoration. 2 a deposit on teeth where bacteria proliferate. 3 Med. a a patch or eruption of skin etc. as a result of damage. b a fibrous lesion in… … Useful english dictionary