-
1 treffen
treffen♦voorbeelden:ins Tor treffen • scorengetroffen! • raak!; 〈 figuurlijk vooral〉juist!, goed (zo)!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 nemen, treffen ⇒ maken, doen, tot stand brengen♦voorbeelden:eine Wahl treffen • een keuze doen, makeneine Feststellung treffen • vaststellen, tot de vaststelling komenMaßnahmen treffen • maatregelen treffen1 samenkomen ⇒ ontmoeten, treffen, zien2 elkaar ontmoeten, treffen, zien♦voorbeelden:¶ wie es sich so trifft • (a) zoals het toeval wil; (b) als het (toevallig) zo uitkomt, als het zo treft -
2 rühren
rühren♦voorbeelden:3 rühre nicht daran! • laat dat rusten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (ont)roeren ⇒ vertederen, aandoen♦voorbeelden:〈informeel; eufemistisch〉 ein menschliches Rühren verspüren • (a) (nodig) naar het toilet moeten; (b) honger hebben♦voorbeelden:sich nicht vom Fleck rühren • geen voet verzettensich rühren und regen • heel actief zijn〈 leger〉 rührt euch! • op de plaats rust! -
3 richtig
richtig1♦voorbeelden:geht deine Uhr richtig? • loopt jouw horloge gelijk?〈informeel; ironisch〉 du bist mir der Richtige! • jij bent me ook een mooie, d'r eentje!〈 informeel〉 eine Rechnung richtig machen • een rekening vereffenen, voldoenetwas richtig stellen • iets rechtzetten, rectificeren, verbeteren(sehr) richtig! • (heel) juist!〈informeel; ironisch〉 da bist du bei ihm an den Richtigen gekommen! • moest je ook net bij hem zijn!die richtige Mitte • het juiste middengerade richtig kommen • als geroepen komen, het treffeneine richtige Hexe • een echte feeks, heksnoch ein richtiges Kind sein • nog echt een kind zijnder Nachbar ist richtig • de buurman is een prima kerel————————richtig2♦voorbeelden: -
4 treiben
treiben♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 sich treiben lassen • zich (willoos) door de stroom laten meevoeren; 〈 ook〉 zich laten gaan〈 figuurlijk〉 wohin werden die Dinge noch treiben? • hoe zullen de zaken zich ontwikkelen?der Saft trieb ins Holz • het sap schoot in het houtdie Hefe treibt • de gist rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen aan, uitoefenen ⇒ (be)drijven, beoefenen♦voorbeelden:1 einen Kreisel treiben • een tol zwepen, aandrijvendas Wasser treibt das Rad • het water drijft het rad (aan)man muss ihn immer treiben! • je moet steeds achter hem aan zitten!〈 onpersoonlijk werkwoord〉 es treibt mich • ik (ge)voel de behoefte, ik voel me gedrevenwas mag ihn wohl treiben? • wat mag, zou hem toch bezielen?einen Reifen auf ein Fass treiben • een hoepel om een vat slaandie Wut wurde bis zur Siedehitze getrieben • de woede steeg tot het kookpuntetwas durch ein Sieb treiben • iets door een zeef haleneinen Nagel in die Wand treiben • een spijker in de muur drijven, slaandie Preise in die Höhe, nach oben treiben • de prijzen opdrijvendas trieb ihm den Zorn ins Gesicht • hij werd rood van kwaadheid (daardoor)das Vieh ins, zu Tal treiben • het vee naar het dal drijvenDemonstranten von der Straße treiben • demonstranten van de straat af-, verjagen, verdrijvenjemanden zur Arbeit treiben • iemand aan het werk zettenjemanden zur Eile treiben • iemand tot spoed aanzettenjemanden zur Verzweiflung treiben • iemand wanhopig maken2 Gymnastik treiben • (aan) gymnastiek doen, gymmenein Handwerk treiben • een ambacht uitoefenenLuxus treiben • in grote luxe levenSpionage treiben • aan spionage doen, spionerenSport treiben • aan sport doen, sportenein Studium treiben • een studie doen, studerenVorsorge treiben • voorzorgsmaatregelen treffen3 was treibst du den ganzen Tag? • wat doe jij zoal de hele dag?was treibt ihr (denn) hier? • wat voeren, spoken jullie hier uit?so darf, kann er es nicht mehr lange treiben • zo mag, kan hij niet lang meer blijven doorgaanes wüst treiben • woest tekeergaan, (lelijk, danig) huishoudenes schlimm, übel mit jemandem treiben • iemand slecht behandelen〈 informeel〉 es mit allerhand Männern treiben • zich met allerlei mannen afgeven, inlaten -
5 Nagel
Nagel〈m.; Nagels, Nägel〉1 nagel, spijker3 verkeersspijker, -punaise♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 etwas an den Nagel hängen • iets aan de kapstok, de wilgen hangen〈informeel; figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas unter den Nagel reißen, ritzen • iets verdonkeremanen -
6 anrühren
-
7 schlagen
schlagen3 behoren (tot), vallen (in)♦voorbeelden:um sich schlagen • erop los slaan, om zich heen slaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 einen Bogen schlagen • een bocht, boog makeneine geschlagene Frau • een door het lot geplaagde vrouwden Rekord schlagen • het record brekenSahne, Teig schlagen • (slag)room, deeg kloppendie Saiten schlagen • (op de snaren) tokkelenWurzel schlagen • wortel schietenmit ihrem Mann ist sie geschlagen • met haar man is zij geplaagd, mooi afein Stück Papier um ein Buch schlagen • een boek in een stuk papier wikkelenjemanden vernichtend schlagen • iemand een verpletterende nederlaag toebrengen3 inslaan, (in)gaan♦voorbeelden:1 du hast dich gut geschlagen! • je hebt je goed gehouden!3 er schlug sich zu uns • hij sloot zich bij ons aan, voegde zich bij ons
См. также в других словарях:
Treffen — Trêffen, verb. irregul. act. ich treffe, du triffst, er trifft; Conj. ich treffe, du treffest u.s.f. Imperf. ich traf; Conj. ich träfe; Mittelw. getroffen; Imperat. triff. Es ist eine unmittelbare Nachahmung eines gewissen Lautes, daher es ehedem … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Treffen — 1. Das war getroffen, als ein Fleischer, der den Ochsen für den Kopff schlagen wollte, und schlug ihn für den Hindern. – Facet., 414. »Dat is schlecht troffen, söä de Schlächter, doa ha r n Osten in t O schloan.« (Schlingmann, 1231.) 2. Dat… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Treffen am Ossiacher See — Treffen am Ossiacher See … Deutsch Wikipedia
treffen — treffen: Das altgerm. Verb mhd. treffen, ahd. trefan, mniederl. drepen, aengl. drepan, aisl. drepa bedeutete ursprünglich »schlagen, stoßen« und ist im germ. Sprachbereich mit der Sippe von got. ga draban »aushauen« verwandt. Außergerm. ist… … Das Herkunftswörterbuch
Treffen — treffen: Das altgerm. Verb mhd. treffen, ahd. trefan, mniederl. drepen, aengl. drepan, aisl. drepa bedeutete ursprünglich »schlagen, stoßen« und ist im germ. Sprachbereich mit der Sippe von got. ga draban »aushauen« verwandt. Außergerm. ist… … Das Herkunftswörterbuch
Treffen auf dem Ochsenfelde — Teil von: Schwedisch Französischer Krieg, Dreißigjähriger Krieg Datum 15. Oktober 1638 Ort Gefecht zwischen Thann … Deutsch Wikipedia
treffen — verletzen; beleidigen; kränken; (sich) versammeln; zusammenkommen; begegnen; antreffen; auftreffen; berühren * * * tref|fen [ trɛfn̩], trifft, traf, getroffen: 1. <tr.; … Universal-Lexikon
Treffen — Beisammensein; Zusammenkunft; Zusammentreffen; Begegnung; Versammlung * * * tref|fen [ trɛfn̩], trifft, traf, getroffen: 1. <tr.; hat a) (von einem Geschoss, einem Schuss, Schlag o. Ä.) jmdn., etwas erreichen (und verletzen, beschädigen o. Ä.) … Universal-Lexikon
Nicht-ausschließliche Partnerschaft — Das Herz mit dem Zeichen der Unendlichkeit als Symbol für Polyamory Polyamory (griech. πολύς polýs „viel, mehrere“ und lat. amor „Liebe“) ist ein Oberbegriff für die Praxis, Liebesbeziehungen zu mehr als einem Menschen zur gleichen Zeit zu haben … Deutsch Wikipedia
Nicht schlagende Verbindung — Eine Studentenverbindung oder auch Studentenkorporation ist ein Verband von derzeitigen und ehemaligen Studenten einer Universität, Hochschule oder ähnlichen Institution, der Brauchtum und gewachsene Traditionen pflegt.[1] In Österreich und der… … Deutsch Wikipedia
Treffen, das — Das Trêffen, des s, plur. ut nom. sing. 1. Ein Gefecht, die Handlung, da zwey gegenseitige Parteyen mit einander handgemein werden; wo es, ohne Rücksicht auf die Stärke beyder Parteyen, oder auf die Art des Gefechtes, üblich ist, und daher noch… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart